ECLI:NL:RBDHA:2023:4215
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag en ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiseres op 22 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 23 april 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 8 december 2022 de asielaanvraag van eiseres ingewilligd. Eiseres heeft aangegeven het beroep te handhaven indien de proceskosten niet worden vergoed. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag, met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor heeft eiseres, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag eindigde op 23 oktober 2022, maar door de inwerkingtreding van WBV 2022/22 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 23 juli 2023 ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de verlenging rechtsgeldig is, en dat de ingebrekestelling van 26 oktober 2022 te vroeg is ingediend.
Daarom komt het verzoek van eiseres om vergoeding van haar proceskosten niet voor inwilliging in aanmerking. De rechtbank concludeert dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is en verklaart het beroep niet-ontvankelijk.