ECLI:NL:RBDHA:2023:4231
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Asielaanvraag en niet tijdig beslissen door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid
In deze zaak heeft eiser op 22 november 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn asielaanvraag, die op 11 april 2022 was ingediend. De rechtbank heeft het voornemen geuit om uitspraak te doen zonder een zitting te houden, waarop verweerder heeft ingestemd. Eiser heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd op dit voornemen. Verweerder heeft een verweerschrift ingediend, waarna de rechtbank uitspraak heeft gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had zijn asielaanvraag op 11 april 2022 ingediend, en volgens artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de beslistermijn voor een asielvergunning zes maanden. Echter, met WBV 2022/22 zijn alle op 27 september 2022 lopende beslistermijnen voor asielaanvragen met negen maanden verlengd, waardoor de beslistermijn voor eisers aanvraag op 11 juli 2023 afloopt.
Eiser heeft verweerder op 25 oktober 2022 te vroeg in gebreke gesteld, waardoor niet is voldaan aan de vereisten van artikel 6:12, tweede lid, van de Awb. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep kennelijk niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.