ECLI:NL:RBDHA:2023:4250

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
29 maart 2023
Publicatiedatum
29 maart 2023
Zaaknummer
NL22.19015
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en verzoek om bestuurlijke dwangsom

In deze zaak heeft eiseres op 5 mei 2018 asiel aangevraagd. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 29 april 2020 afwijzend op de aanvraag beslist, maar dit besluit werd op 29 april 2022 ingetrokken. Eiseres heeft de staatssecretaris op 7 september 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag en heeft op 22 september 2022 beroep ingesteld tegen het uitblijven van een besluit. Op 30 september 2022 heeft de staatssecretaris alsnog op de aanvraag beslist en deze ingewilligd. Eiseres heeft vervolgens gronden van beroep ingediend en het beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft de zaak behandeld op de zitting van 24 maart 2023, waarbij eiseres niet aanwezig was, maar de staatssecretaris vertegenwoordigd was door zijn gemachtigde.

Eiseres verzocht de rechtbank om een bestuurlijke dwangsom vast te stellen, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank in Den Bosch van 22 april 2022, waarin de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND onverbindend werd verklaard. De rechtbank overweegt dat de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State in twee uitspraken van 30 november 2022 heeft geoordeeld dat de Tijdelijke wet niet in strijd is met het Unierecht, en dat de staatssecretaris geen bestuurlijke dwangsom verschuldigd is als hij niet tijdig een besluit neemt. De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres ongegrond is.

Daarnaast heeft de rechtbank geoordeeld dat het alsnog nemen van een besluit gedurende het beroep moet worden aangemerkt als een tegemoetkoming, wat betekent dat de staatssecretaris in de proceskosten van eiseres moet worden veroordeeld. De rechtbank stelt deze kosten vast op € 418,50, gebaseerd op het Besluit proceskosten bestuursrecht. De uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.19015

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiseres,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A.M.I. Eleveld)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. A.J. Rossingh).

Procesverloop

Eiseres heeft op 5 mei 2018 asiel aangevraagd. Bij besluit van 29 april 2020 heeft verweerder afwijzend op de aanvraag beslist. Verweerder heeft dit besluit op 29 april 2022 ingetrokken.
Bij brief van 7 september 2022 heeft eiseres verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar asielaanvraag. Eiseres heeft vervolgens op 22 september 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.
Op 30 september 2022 heeft verweerder alsnog op de aanvraag van eiseres beslist en deze ingewilligd.
Eiseres heeft op 6 en 18 oktober 2022 gronden van beroep ingediend en aangegeven dat zij het beroep handhaaft.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank heeft het beroep behandeld op de zitting van 24 maart 2023. Eiseres is niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Eiseres heeft de rechtbank verzocht een bestuurlijke dwangsom vast te stellen. In dit verband heeft zij verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch van 22 april 2022, ECLI:NL:RBDHA:2022:3776, waarin (een deel van) de Tijdelijke wet opschorting dwangsommen IND (hierna: de Tijdelijke wet) onverbindend werd verklaard. Tot slot heeft zij verzocht om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
2. De rechtbank overweegt als volgt.
2.1.
De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) heeft zich in twee uitspraken van 30 november 2022 uitgelaten over de verbindendheid van de Tijdelijke wet. [1] Daarbij is de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Den Bosch, waar eiseres naar heeft verwezen, vernietigd. Naar het oordeel van de Afdeling is de Tijdelijke wet niet in strijd met het Unierecht, voor zover daarbij de bestuurlijke dwangsom in asielzaken is uitgesloten. Dit betekent dat verweerder geen bestuurlijke dwangsom verbeurt als hij niet tijdig een besluit op de asielaanvraag neemt.
2.2.
Gelet op het voorgaande heeft verweerder zich terecht op het standpunt gesteld dat hij geen bestuurlijke dwangsom aan eiseres is verschuldigd. Het beroep van eiseres is daarom ongegrond.
3. Het alsnog nemen van een besluit gedurende het beroep niet tijdig moet worden aangemerkt als tegemoetkoming, als bedoeld in artikel 8:75a van de Awb, zodat aanleiding bestaat om verweerder met analoge toepassing van dit artikel te veroordelen in de proceskosten die eiseres redelijkerwijs heeft moeten maken. [2] Deze kosten stelt de rechtbank op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op € 418,50 (1 punt voor het indienen van het beroepschrift, met een waarde per punt van € 837 en vermenigvuldigd met wegingsfactor 0,5). Het gewicht van de zaak is bepaald op licht omdat het bij dit beroep uitsluitend gaat om het niet tijdig nemen van een besluit.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep ongegrond;
  • veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiseres tot een bedrag van € 418,50.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis, rechter, in aanwezigheid van A.J. van Bruggen, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Vgl. de uitspraak van de Afdeling van 29 juli 2022, ECLI:NL:RVS:2022:2195.