Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam], eiser,
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.
Procesverloop
Overwegingen
Beslissing
www.rechtspraak.nl.
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiser op 19 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 oktober 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend en er is een verzoek gedaan aan de Sloveense autoriteiten om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Slovenië heeft binnen twee weken ingestemd, maar op 17 mei 2022 heeft verweerder de Dublin-claim ingetrokken, omdat het vanwege de verhoogde instroom en COVID-19 gerelateerde overdrachtsbelemmeringen niet mogelijk was om eiser voor de uiterste overdrachtsdatum over te dragen.
De beslistermijn voor een asielaanvraag bedraagt volgens artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) zes maanden. De termijn vangt aan op het moment dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. In dit geval begon de termijn op 17 mei 2022 en liep deze af op 17 november 2022. Echter, met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengd, waardoor de termijn voor eiser afloopt op 17 augustus 2023.
De rechtbank concludeert dat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat eiser zijn beroep heeft ingesteld. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser.