ECLI:NL:RBDHA:2023:4323

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
24 maart 2023
Publicatiedatum
30 maart 2023
Zaaknummer
NL22.21227
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag in het kader van de Dublinverordening

In deze zaak heeft eiser op 19 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 20 oktober 2021 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder, heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen. De rechtbank heeft uitspraak gedaan zonder zitting op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser heeft zijn asielaanvraag ingediend en er is een verzoek gedaan aan de Sloveense autoriteiten om eiser terug te nemen op basis van de Dublinverordening. Slovenië heeft binnen twee weken ingestemd, maar op 17 mei 2022 heeft verweerder de Dublin-claim ingetrokken, omdat het vanwege de verhoogde instroom en COVID-19 gerelateerde overdrachtsbelemmeringen niet mogelijk was om eiser voor de uiterste overdrachtsdatum over te dragen.

De beslistermijn voor een asielaanvraag bedraagt volgens artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) zes maanden. De termijn vangt aan op het moment dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. In dit geval begon de termijn op 17 mei 2022 en liep deze af op 17 november 2022. Echter, met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 zijn de beslistermijnen voor asielaanvragen verlengd, waardoor de termijn voor eiser afloopt op 17 augustus 2023.

De rechtbank concludeert dat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat eiser zijn beroep heeft ingesteld. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de proceskosten van eiser.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.21227

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. F.J.M. Schonkeren),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 19 oktober 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 20 oktober 2021.
Verweerder heeft niet gereageerd op het verzoek van de rechtbank om een verweerschrift in te dienen.
De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 20 oktober 2021 een asielaanvraag ingediend. Naar aanleiding van een signalering in Eurodac is aan de Sloveense autoriteiten gevraagd om op grond van de Dublinverordening [1] eiser terug te nemen. Slovenië heeft daarmee binnen twee weken ingestemd. Op 17 mei 2022 heeft verweerder de Dublin-claim ingetrokken en eiser daarover geïnformeerd. Als reden voor de intrekking heeft verweerder aangegeven dat het vanwege de verhoogde instroom en de COVID-19 gerelateerde overdrachtsbelemmeringen niet mogelijk was hem voor het verstrijken van de uiterste overdrachtsdatum over te dragen aan Slovenië.
3. Op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) bedraagt de beslistermijn voor een aanvraag voor een asielvergunning zes maanden. Op grond van het zesde lid van dezelfde bepaling vangt de termijn aan op het tijdstip waarop overeenkomstig de Dublinverordening is vastgesteld dat Nederland verantwoordelijk is voor de behandeling van het verzoek. In de zaak van eiser ving de beslistermijn op basis van het voorgaande aan op 17 mei 2022. De beslistermijn liep af op 17 november 2022. Met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 [2] heeft verweerder de beslistermijnen voor alle op 27 september 2022 lopende asielaanvragen generiek verlengd met negen maanden. De beslistermijn loopt daarom in het geval van eiser af op 17 augustus 2023.
4. Deze rechtbank en zittingsplaats, heeft op 21 maart 2023 uitspraak gedaan [3] over de WBV 2022/22 en geoordeeld dat deze rechtsgeldig is. De rechtbank heeft in het bijzonder geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake was van een situatie zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig.
5. De rechtbank stelt vast dat de wettelijke beslistermijn nog niet was verstreken op het moment dat eiser een ingebrekestelling heeft verzonden en beroep heeft ingesteld. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk.
6. De rechtbank ziet geen aanleiding om verweerder te veroordelen in de door eiser gemaakte proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. S.S. van der Velde, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Verordening (EU) Nr. 604/2013
2.Staatscourant 2022, nr. 25775