ECLI:NL:RBDHA:2023:4326
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en bestuurlijke dwangsom
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, ingediend op 27 maart 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 16 februari 2023 de asielaanvraag ingewilligd. De rechtbank heeft eiser op 21 februari 2023 de gelegenheid gegeven om binnen twee weken te reageren op dit besluit, maar eiser heeft hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.
De rechtbank overweegt dat het beroep tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de aanvraag inmiddels is ingewilligd. Eiser heeft geen procesbelang meer, zoals bepaald in artikel 6:20, derde lid, van de Awb. Daarnaast heeft eiser verzocht om de hoogte van de verbeurde bestuurlijke dwangsom vast te stellen, maar verweerder heeft in het besluit van 16 februari 2023 geconcludeerd dat er geen dwangsommen zijn verbeurd. Dit betekent dat het beroep ook tegen dit besluit ongegrond is.
De rechtbank wijst erop dat de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag van eiser is verlengd met negen maanden door de inwerkingtreding van WBV 2022/22. Hierdoor eindigt de beslistermijn pas op 27 juni 2023. De rechtbank concludeert dat de ingebrekestelling van 3 december 2022 te vroeg is ingediend, wat betekent dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De rechtbank verklaart het beroep tegen het niet-tijdig beslissen niet-ontvankelijk en het beroep tegen het besluit van 16 februari 2023 ongegrond.