ECLI:NL:RBDHA:2023:4542

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
28 maart 2023
Publicatiedatum
3 april 2023
Zaaknummer
NL22.26943
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en procesbelang

In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 22 mei 2022. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 10 januari 2023 de asielaanvraag van eiser ingewilligd. Eiser heeft desondanks zijn beroep gehandhaafd. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu de asielaanvraag is ingewilligd, eiser geen procesbelang meer heeft met betrekking tot het niet tijdig nemen van een besluit. Eiser heeft echter aangevoerd dat hij procesbelang heeft, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank Amsterdam van 6 januari 2023, maar heeft niet verduidelijkt waar dit procesbelang op is gebaseerd.

De rechtbank heeft vastgesteld dat de situatie in de eerdere uitspraak niet van toepassing is, omdat de asielaanvraag inmiddels is ingewilligd. De rechtbank concludeert dat de vraag of verweerder moet worden veroordeeld tot vergoeding van de proceskosten niet leidt tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak. De rechtbank heeft ook overwogen of verweerder op basis van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten moet worden veroordeeld, maar heeft geconcludeerd dat dit niet het geval is. De verlenging van de beslistermijn door verweerder is rechtsgeldig en de ingebrekestelling van eiser was te vroeg ingediend. Daarom is het beroep kennelijk niet-ontvankelijk verklaard.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL22.26943

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 22 mei 2022.
Bij besluit van 10 januari 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Eiser heeft desgevraagd meegedeeld het beroep te handhaven.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. Eiser heeft zijn beroep gehandhaafd en onder verwijzing naar de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, van 6 januari 2023 [1] aangevoerd dat hij procesbelang heeft. Eiser heeft niet nader geduid waar in zijn ogen het procesbelang op ziet.
3. In de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam, waar eiser naar verwijst, heeft de rechtbank geoordeeld over de verlenging van de beslistermijn in asielzaken en een rechterlijke dwangsom bepaald. Nu deze situatie zich hier niet voordoet omdat inwilligend is beschikt op de asielaanvraag van eiser doet dit de vraag oproepen waarom eiser naar deze uitspraak heeft verwezen in het kader van het procesbelang. De rechtbank leest het door eiser gestelde procesbelang zo dat wordt bedoeld dat verweerder in de proceskosten van eiser dient te worden veroordeeld omdat niet tijdig is beslist op het beroep. Uit vaste rechtspraak volgt echter dat de vraag of verweerder moet worden veroordeeld tot vergoeding van de in beroep gemaakte proceskosten onvoldoende aanleiding geeft om tot een inhoudelijke beoordeling van de zaak over te gaan. [2]
4. Niettemin moet worden bezien of verweerder met toepassing van artikel 8:75 van de Awb tot vergoeding van de proceskosten moet worden veroordeeld. Daarvoor kan aanleiding bestaan als verweerder geheel of gedeeltelijk is tegemoetgekomen of als het procesbelang anderszins door zijn toedoen is vervallen.
5. Van een dergelijke situatie is in dit geval geen sprake. Verweerder heeft met de inwerkingtreding van WBV 2022/22 de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 22 augustus 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in de uitspraken van 21 maart 2023 geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van WBV 2022/22 sprake is van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vreemdelingenwet 2000. [3] De verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat de ingebrekestelling van 9 december 2022 te vroeg is ingediend. Deze rechtbank en zittingsplaats wijkt dus af van de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Amsterdam. Gelet hierop bestaat geen aanleiding om verweerder tot vergoeding van de proceskosten te veroordelen.
6. Het beroep is derhalve kennelijk niet-ontvankelijk.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. W. van Loon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Met zaaknummer NL22.21969.
2.Onder meer de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 5 augustus 2020, ECLI:NL:RVS:2020:1855.