In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 9 februari 2023, is het beroep van eiser gegrond verklaard. Eiser had beroep ingesteld omdat de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet tijdig had beslist op zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser zijn aanvraag op 29 oktober 2021 had ingediend en dat de Staatssecretaris niet binnen de wettelijk vereiste termijn van zes maanden had beslist. Eiser heeft de Staatssecretaris op 27 juni 2022 in gebreke gesteld, maar heeft pas meer dan twee weken later beroep ingesteld. De rechtbank oordeelt dat het beroep ontvankelijk en gegrond is, omdat de Staatssecretaris niet tijdig heeft beslist.
De rechtbank heeft partijen gevraagd of een zitting nodig was, maar omdat er geen verzoek om een zitting is gedaan, heeft de rechtbank het onderzoek gesloten zonder zitting. De rechtbank legt de Staatssecretaris een termijn van zestien weken op om alsnog een besluit op de aanvraag bekend te maken. Daarnaast heeft de rechtbank bepaald dat de Staatssecretaris binnen acht weken na de uitspraak een eerste gehoor moet afnemen en binnen acht weken daarna het besluit moet bekendmaken.
Verder heeft de rechtbank geoordeeld dat de Staatssecretaris een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiser heeft ook recht op een vergoeding van de proceskosten, die is vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan door mr. B. Fijnheer, rechter, in aanwezigheid van mr. S. Sari, griffier.