ECLI:NL:RBDHA:2023:5208

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
22/7560
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Rechters
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Asielaanvraag en niet-tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid

In deze zaak heeft eiser, een Syrische nationaliteit, op 19 augustus 2020 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke aanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State heeft op 15 april 2022 geoordeeld dat de Staatssecretaris opnieuw op de aanvraag van eiser moet beslissen. Eiser heeft de Staatssecretaris op 17 oktober 2022 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag en heeft op 7 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de ingebrekestelling van eiser ongeldig is, omdat deze te vroeg is ingediend. De beslistermijn voor de Staatssecretaris was op het moment van indienen van het beroep nog niet verstreken. De rechtbank concludeert dat Nederland pas vanaf 7 december 2022 verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiser, wat betekent dat de ingebrekestelling niet geldig was. Hierdoor is het beroep van eiser kennelijk niet-ontvankelijk verklaard, wat betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.

De rechtbank heeft ook geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Een afschrift van de uitspraak is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/7560

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

[naam] uit Ter Apel, eiser

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. S.S. Ilahi),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Inleiding

Eiser heeft op 19 augustus 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend, welke aanvraag is afgewezen.
In de uitspraak van de Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) van 15 april 2022 (NL20.18447) (ECLI:NL:RVS:2022:1119) is geoordeeld dat verweerder opnieuw moet beslissen op de aanvraag van eiser.
Bij brief van 17 oktober 2022 heeft eiser verweerder in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. Eiser heeft vervolgens op 7 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit.

Overwegingen

1. De rechtbank doet op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak zonder zitting.
2. In artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb is bepaald dat, voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep, het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit wordt gelijkgesteld.
3. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb, voor zover hier van belang, is bepaald dat een beroepschrift gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
4. Uit de stukken is het volgende gebleken. De Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State (ABRvS) heeft bij uitspraak van 15 april 2022 het hoger beroep van eiser gegrond verklaard, de uitspraak van deze rechtbank van 27 januari 2021 vernietigd en het besluit van 16 oktober 2020 vernietigd. Eiser heeft verweerder op 17 oktober 2022 in gebreke gesteld. Verweerder heeft bij brief van 20 oktober 2022 gereageerd op de ingebrekestelling van eiser en aangegeven dat de beslistermijn nog niet was verstreken. Hierbij heeft verweerder verklaard dat, nu de autoriteiten van Bulgarije niet hebben gereageerd op het overnameverzoek van 6 april 2022, de uiterlijke overdrachtstermijn is verstreken op 7 december 2022, waarna verweerder verantwoordelijk werd voor het beslissen op de aanvraag.
5. Eiser heeft in de gronden van het beroep aangegeven dat verweerder opnieuw op de asielaanvraag van 19 augustus 2020 dient te beslissen gezien de uitspraak van de ABRvS van 15 april 2022.
6. In geschil is of de beslistermijn voor verweerder ten tijde van het indienen van het beroep was verstreken. Daarbij is het de vraag vanaf welk moment Nederland verantwoordelijk is geworden voor de behandeling van het asiel verzoek van eiser op grond van artikel 42, zesde lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw). Verweerder geeft aan dat de beslistermijn nog niet was verstreken op 17 oktober 2022. De rechtbank deelt dit standpunt. Nederland kan met ingang van 7 december 2022 worden aangemerkt als verantwoordelijke lidstaat voor de behandeling van de aanvraag van eiser. Dit volgt uit artikel 42, zesde lid, van de Vw 2000 gelezen in verbinding met het eerst lid van die bepaling. De beslistermijn van zes maanden is toen begonnen (zie ook ECLI:NL:RVS:2019:838). De ingebrekestelling is daarom ongeldig, omdat zij te vroeg is ingestuurd. Het beroep is daarom kennelijk niet-ontvankelijk. Dit betekent dat de rechtbank het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen.
7. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. F. Sijens, rechter, in aanwezigheid van
P.W. Karsowidjojo, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.