ECLI:NL:RBDHA:2023:5239

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
13 april 2023
Publicatiedatum
13 april 2023
Zaaknummer
AWB 23/3306
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid beroep tegen plaatsingsbesluit in Handhaving- en Toezichtlocatie

Op 13 april 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen een eiser en het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa). De eiser, van Syrische nationaliteit, had beroep ingesteld tegen een besluit van 10 maart 2023, waarbij hij werd geplaatst in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de eiser geen beroep heeft ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel die aan hem was opgelegd. Eiser heeft op 5 april 2023 de HTL verlaten en is overgeplaatst naar een reguliere opvanglocatie. De rechtbank overweegt dat eiser geen rechtens te beschermen belang meer heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep, aangezien hij niet langer in de HTL verblijft. De rechtbank komt tot de conclusie dat het beroep niet-ontvankelijk is, omdat eiser zijn stelling dat hij schade heeft geleden niet nader heeft onderbouwd. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid tot hoger beroep binnen vier weken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 23/3306

uitspraak van de enkelvoudige kamer van 13 april 2023 in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Syrische nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. E.G. Grigorjan),
en

het bestuur van het Centraal Orgaan opvang asielzoekers (COa), verweerder,

(gemachtigde: mr. P.A.LA. van Ittersum).

Procesverloop

Bij besluit van 10 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder besloten om eiser per die datum op grond van artikel 10, eerste lid aanhef en onder h en i, en artikel 11, eerste lid, van de Regeling verstrekkingen asielzoekers en andere categorieën vreemdelingen 2005 te plaatsen in een Handhaving- en Toezichtlocatie (HTL) te Hoogeveen (hierna: het plaatsingsbesluit).
Bij besluit van 10 maart 2023 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, als bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (hierna de vrijheidsbeperkende maatregel).
Eiser heeft op 24 maart 2023 tegen het bestreden besluit beroep ingesteld en de gronden ingediend. Verder heeft eiser verzocht een voorlopige voorziening te treffen. Dit verzoek staat geregistreerd onder AWB 23/3307. Hierop zal bij afzonderlijk uitspraak worden beslist.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Eiser heeft hierop gereageerd.
Eiser heeft op 5 april 2023 de HTL verlaten.
De rechtbank heeft het beroep samen met AWB 23/3307 op 7 april 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met bericht van verhindering niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. De rechtbank ziet zich (ambtshalve) voor de vraag gesteld of eiser belang heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Daartoe overweegt de rechtbank als volgt.
2. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het plaatsingsbesluit en heeft de rechtbank verzocht dit besluit te vernietigen. De rechtbank stelt vast dat eiser geen beroep heeft ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel op grond waarvan hij zich binnen de HTL en een aangewezen gebied moest begeven.
3. Uit het verweerschrift volgt dat eiser op 5 april 2023 wegens goed gedrag is overgeplaatst naar het AZC Uithuizen. Op deze locatie verblijven ook zijn gezinsleden. Eiser heeft dit niet betwist.
4. Het voorgaande leidt de rechtbank tot het oordeel dat eiser niet in een gunstiger positie kan raken door een inhoudelijke beoordeling van dit beroep, nu hij niet langer in de HTL verblijft. Dit leidt de rechtbank tot het oordeel dat eiser geen rechtens te beschermen belang (meer) heeft bij een inhoudelijke beoordeling van zijn beroep. Eiser heeft geen beroep ingesteld tegen de vrijheidsbeperkende maatregel, zodat de rechtbank niet toekomt aan de beoordeling van een eventuele schadevergoeding in verband met deze maatregel (vergelijk bijvoorbeeld de uitspraak van deze rechtbank, zittingsplaats Groningen van 3 april 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:4591). De rechtbank volgt eiser niet in zijn stelling dat hij belang heeft bij inhoudelijke beoordeling van het beroep omdat hij stelt schade te hebben geleden als gevolg van de plaatsing in de HTL. Procesbelang kan bij gestelde schade alleen bestaan indien tot op zekere hoogte aannemelijk wordt gemaakt dat de gestelde schade daadwerkelijk als gevolg van bestuurlijke besluitvorming is geleden (zie de uitspraak van Afdeling Bestuursrechtspraak van de Raad van State van 20 februari 2019, ECLI:NL:RVS:2019:497). Hiervan is geen sprake, omdat eiser zijn stelling dat hij schade heeft geleden niet nader heeft onderbouwd. In dit verband overweegt de rechtbank voorts dat eiser als verzoeker om internationale bescherming recht heeft op opvang. Dat die opvang gedurende een periode niet is genoten in een reguliere opvanglocatie maar op de HTL te Hoogeveen is op zichzelf beschouwd onvoldoende om aan te nemen dat eiser schade zou hebben geleden als gevolg van de plaatsing in de HTL. Evenmin kan het procesbelang enkel gelegen zijn in een proceskostenveroordeling. De rechtbank komt dan ook niet toe aan een inhoudelijke beoordeling van het plaatsingsbesluit en de daartegen gerichte gronden.
5. Gelet op het voorgaande is het beroep niet-ontvankelijk.
6. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A. Nieuwenhuis rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier, op 13 april 2023, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
de griffier de rechter
Afschrift verzonden aan partijen op:

Rechtsmiddel

Tegen deze uitspraak kan binnen vier weken na de dag van verzending daarvan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.