ECLI:NL:RBDHA:2023:5658

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
14 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
NL23.3502
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen uitblijven besluit asielaanvraag

In deze zaak heeft eiser op 5 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 12 april 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder in deze procedure, heeft een verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had zijn asielaanvraag op 12 april 2022 ingediend, en de wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 12 oktober 2022. Echter, door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is deze termijn verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn pas op 12 juli 2023 eindigt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is. Dit betekent dat de ingebrekestelling van eiser op 11 januari 2023 te vroeg is ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken. Daarom verklaart de rechtbank het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht zaaknummer: NL23.3502
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[Naam], eiser V-nummer: [Nummer]

(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder (gemachtigde: R. Ishaak).

Procesverloop

Eiser heeft op 5 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 12 april 2022.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb wordt voor de toepassing van wettelijke voorschriften over bezwaar en beroep het niet tijdig nemen van een besluit met een besluit gelijkgesteld. In artikel 6:12, tweede lid, van de Awb is bepaald dat het beroepschrift kan worden ingediend zodra het bestuursorgaan in gebreke is om op tijd een besluit te nemen en twee weken zijn verstreken nadat een schriftelijke ingebrekestelling door het bestuursorgaan is ontvangen.
2. Eiser heeft op 12 april 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 12 oktober 2022 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/222 de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 12 juli 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van
1. Algemene wet bestuursrecht.
2 Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
21 maart 20233 geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.4 De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 11 januari 2023 te vroeg is ingediend.
Daarom is het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
4 Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.