ECLI:NL:RBDHA:2023:5684

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
20 april 2023
Publicatiedatum
20 april 2023
Zaaknummer
AWB 23/3183
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing naturalisatieverzoek op basis van twijfel aan identiteit en nationaliteit

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 20 april 2023, wordt het beroep van eiser, een Angolese nationaliteit, tegen de afwijzing van zijn verzoek om naturalisatie behandeld. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid had het verzoek op 1 maart 2021 afgewezen, en deze afwijzing werd gehandhaafd in het bestreden besluit van 12 juli 2022. De rechtbank heeft op 16 maart 2023 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van beide partijen aanwezig waren.

Eiser, die in 2001 naar Nederland kwam, heeft zijn verzoek om naturalisatie onderbouwd met een paspoort en een geboorteakte. De staatssecretaris twijfelde echter aan de juistheid van de geboorteakte en de identiteit van eiser, wat leidde tot de afwijzing van zijn verzoek. Eiser heeft in bezwaar een nieuwe geboorteakte overgelegd, maar de staatssecretaris bleef bij zijn standpunt dat er twijfels bestonden over de identiteit en nationaliteit van eiser.

De rechtbank oordeelt dat de staatssecretaris terecht twijfels heeft geuit over de identiteit van eiser, vooral gezien de afwijkende handtekening op de geboorteakte en de inconsistenties met de gegevens van zijn halfzussen. De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris het verzoek tot naturalisatie terecht heeft afgewezen, en verklaart het beroep van eiser ongegrond. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. De uitspraak is openbaar gemaakt op rechtspraak.nl en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: AWB 22/3183

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Angolese nationaliteit,
V-nummer: [nummer] ,
(gemachtigde: mr. I. Petkovski)
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, staatssecretaris

(gemachtigde: mr. L.O. Augustinus).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank of de staatssecretaris het verzoek van eiser om naturalisatie terecht heeft afgewezen.
1.1.
De staatssecretaris heeft deze aanvraag met het besluit van 1 maart 2021 afgewezen. Met het bestreden besluit van 12 juli 2022 op het bezwaar van eiser is de staatssecretaris bij de afwijzing van de aanvraag gebleven.
1.2.
De rechtbank heeft het beroep op 16 maart 2023 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de staatssecretaris.

Beoordeling door de rechtbank

2.1.
Eiser heeft de Angolese nationaliteit en is in 2001 samen met zijn twee halfzussen naar Nederland gekomen. Vanaf zijn binnenkomst in Nederland was eiser bij de staatssecretaris bekend met de achternaam [naam 2] en geboorteplaats [plaatsnaam] .
2.2.
Sinds 25 januari 2019 staat eiser, op basis van een door hem overgelegde geboorteakte, in de Brp vermeld met de achternaam [naam3 2] en voornamen [voornamen] en de geboorteplaats [geboorteplaats 2] ,
2.3.
Op 31 januari 2019 heeft eiser verzocht om verlening van het Nederlanderschap. Ter onderbouwing van zijn identiteit en nationaliteit heeft eiser een paspoort en een geboorteakte overgelegd.
2.4.
Bij het primaire besluit heeft de staatssecretaris het verzoek van eiser tot naturalisatie afgewezen, omdat hij twijfelt aan de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit en deze niet met zekerheid kunnen worden vastgesteld. Niet kan worden vastgesteld of de geboorteakte inhoudelijk juist is. Omdat de geboorteakte niet kan worden geaccepteerd als een bewijs van eisers identiteit, bestaat er volgens de staatssecretaris tevens twijfel of er voorafgaande aan de afgifte van eisers paspoort een deugdelijke toetsing aan de identiteit en nationaliteit heeft plaatsgevonden.
3. In bezwaar heeft eiser, naast zijn bezwaargronden een nieuwe geboorteakte overgelegd. De staatssecretaris heeft de afwijzing van het naturalisatieverzoek bij het bestreden besluit gehandhaafd. De staatssecretaris twijfel nog steeds aan de door eiser gestelde identiteit en nationaliteit.
4. Eiser is het niet eens met het bestreden besluit en heeft beroep ingesteld. De rechtbank gaat hieronder in op hetgeen eiser in beroep heeft aangevoerd.
5. Eiser voert in de eerste plaats aan dat niet goed gemotiveerd is waarom door de afwijkende handtekening twijfel is ontstaan. Eiser is bovendien niet geconfronteerd met de verschillen tussen zijn gegevens en die van zijn halfzus. Verder is de geboorteakte niet alleen op basis van verklaringen van eiser tot stand gekomen. Eiser betoogt ook dat hij ten onrechte niet is gehoord. Eiser doet ook een beroep op informatiebericht 2022/100.
5.1.
De rechtbank overweegt als volgt. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (hierna: de Afdeling), bijvoorbeeld de uitspraak van 2 november 2016, ECLI:NL:RVS:2016:2890, blijkt dat juist in het kader van een procedure over verlening van het Nederlanderschap de identiteit en nationaliteit van een verzoeker het voorwerp van onderzoek dienen te zijn. Dit is zo omdat het verlenen van het Nederlanderschap, vanwege de daaraan verbonden gevolgen, een zaak van groot gewicht is. Dat betekent dat de identiteit en nationaliteit van de verzoeker buiten twijfel moeten zijn.
De rechtbank is van oordeel dat de staatssecretaris terecht naar aanleiding van de afwijkende handtekening op de geboorteakte, in vergelijking met de handtekening zoals die bij de staatssecretaris bekend is en waarmee eiser zijn verblijfsvergunning en zijn naturalisatieverzoek heeft ondertekend, nader onderzoek heeft gedaan naar de nationaliteit en identiteit van eiser.
5.2.
Tussen partijen is niet in geschil dat ook de in bezwaar overgelegde geboorteakte niet overeenkomt met de gegevens van de halfzussen van eiser. Hiermee heeft verweerder nog altijd kunnen twijfelen aan de gestelde identiteit en nationaliteit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft verweerder terecht gesteld dat eiser niet genaturaliseerd kan worden op basis van de gegevens zoals die thans voorhanden zijn. Daarmee treft ook de stelling dat de geboorteakte niet alleen op basis van verklaringen van eiser is opgemaakt ook geen doel.
6. Eiser heeft verder aangevoerd dat de staatssecretaris hem ten onrechte niet heeft geconfronteerd met verschillen in de gegevens in zijn eigen geboorteakte en die in de geboorteakte van zijn halfzus, wat in strijd is met het beginsel van hoor en wederhoor. Ook deze beroepsgrond slaagt niet. De staatssecretaris kan op grond van artikel 7:3, aanhef en onder b, van de Algemene wet bestuursrecht alleen van horen afzien als er, naar objectieve maatstaven bezien, op voorhand geen twijfel over mogelijk is dat het bezwaar niet kan leiden tot een ander besluit. Gelet op het primaire besluit en de daartegen aangevoerde bezwaren is de rechtbank van oordeel dat van een dergelijke situatie sprake is. Eiser betwist namelijk niet dat ook de laatste door hem overgelegde geboorteakte vragen oproept over zijn identiteit en nationaliteit en heeft geen draagkrachtige motivering gegeven waarom toepassing van het beleid van de staatssecretaris voor hem tot onevenredige gevolgen zou kunnen leiden. Gelet op hetgeen hiervoor is overwogen, heeft de staatssecretaris zich terecht op het standpunt gesteld dat het bezwaar kennelijk ongegrond was. De beroepsgrond slaagt niet.
7. Eiser beroept zich verder nog op Informatiebericht 2022/100 en de achterliggende Kamerbrief van 31 oktober 2022, waarin de staatssecretaris heeft aangegeven dat wanneer de gerede twijfel aan de identiteit en nationaliteit is ontstaan door toedoen van de ouder(s) van de verzoeker, hij deze twijfel in de naturalisatieprocedure niet zal tegenwerpen.
7.1.
De rechtbank is van oordeel dat dit betoog evenmin slaagt. De staatssecretaris heeft hierover terecht opgemerkt dat de twijfel aan de identiteit van eiser niet is veroorzaakt is door toedoen van de ouder(s), maar is gebaseerd op eisers eigen verklaringen en op de door hem zelf ingebrachte documenten. Gebleken is dat eiser steeds zelf verklaard dat hij zijn ouders nooit heeft gekend en dat Joaquim Cunha de Almeida niet zijn vader is. Gelet hierop kan eiser dan ook niet worden gevolgd in zijn stelling dat de twijfel is veroorzaakt door toedoen van onjuiste verklaringen van de ouders. Aan de ouders van eiser valt niets te verwijten. De beroepsgrond slaagt daarom niet.
8. Hetgeen eiser overigens heeft aangedragen treft evenmin doel.

Conclusie en gevolgen

9. De staatssecretaris heeft het verzoek tot naturalisatie terecht afgewezen. Het beroep is daarom ongegrond. Dat betekent dat eiser geen gelijk krijgt. Eiser krijgt daarom geen vergoeding van zijn proceskosten.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J Boerlage-van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van mr. M.B.A. Mensink, griffier en openbaar gemaakt op 20 april 2023 door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
griffier
rechter
Een afschrift van deze uitspraak is verzonden aan partijen op:

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met deze uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen zes weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.