ECLI:NL:RBDHA:2023:5850
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het uitblijven van een besluit op een asielaanvraag in het kader van de Dublin-procedure
In deze zaak heeft eiseres op 16 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op haar asielaanvraag, die op 27 augustus 2021 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat de asielaanvraag van eiseres aanvankelijk in de Dublin-procedure werd behandeld, maar dat de staatssecretaris op 5 april 2022 heeft besloten de aanvraag in de nationale procedure te behandelen, omdat de overdracht aan Polen niet tijdig kon plaatsvinden. Hierdoor is de wettelijke beslistermijn op 5 april 2022 aangevangen en zou deze eindigen op 5 oktober 2022.
Echter, met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is de beslistermijn voor asielaanvragen verlengd met negen maanden, waardoor de nieuwe einddatum op 5 juli 2023 ligt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is. Er is onduidelijkheid over het moment van indiening van de ingebrekestelling door eiseres. Eiseres stelt dat zij op 31 oktober 2022 in gebreke heeft gesteld, terwijl verweerder beweert dat de ingebrekestelling op 16 januari 2023 is ontvangen. De rechtbank concludeert dat de beslistermijn nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling, waardoor deze te vroeg is ingediend.
Als gevolg hiervan is het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk verklaard. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.