ECLI:NL:RBDHA:2023:5852
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van beroep tegen niet-tijdig beslissen op herhaalde asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 16 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn herhaalde asielaanvraag, die op 4 april 2022 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de herhaalde asielaanvraag op 4 april 2022 is ingediend, en dat de wettelijke beslistermijn van de staatssecretaris op grond van artikel 42, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) zes maanden bedraagt, wat betekent dat deze op 4 oktober 2022 zou zijn geëindigd.
Echter, met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is de beslistermijn voor asielaanvragen verlengd met negen maanden, waardoor de beslistermijn voor eiser eindigt op 4 juli 2023. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie die deze verlenging rechtvaardigde. De rechtbank concludeert dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig is.
Dit heeft tot gevolg dat de ingebrekestelling door eiser te vroeg is ingediend en het beroep te vroeg is aangetekend. De rechtbank oordeelt dat het beroep niet-ontvankelijk is, wat betekent dat zij het beroep niet inhoudelijk kan beoordelen. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is gedaan door mr. E.F. Bethlehem, rechter, en openbaar gemaakt op www.rechtspraak.nl.