In deze zaak heeft eiser, geboren op een onbekende datum en van Nigeriaanse nationaliteit, op 11 april 2021 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. Eiser heeft op 2 februari 2022 verweerder, de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft op 22 september 2022 in een eerdere uitspraak (zaaknummer NL22.4466) geoordeeld dat het beroep van eiser gegrond was en verweerder heeft opgedragen binnen acht weken opnieuw te beslissen op de aanvraag. Eiser heeft op 8 februari 2023 opnieuw beroep ingesteld omdat verweerder deze termijn niet heeft nageleefd.
De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat het beroep kennelijk gegrond is, omdat verweerder niet tijdig een besluit heeft genomen. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om binnen twee weken na de uitspraak alsnog een besluit bekend te maken op de asielaanvraag van eiser. Tevens is er een dwangsom opgelegd van € 200,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 15.000,-.
De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50, die door verweerder moeten worden vergoed. De uitspraak is gedaan door mr. C.H. de Groot en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met deze uitspraak.