ECLI:NL:RBDHA:2023:6173

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
25 april 2023
Publicatiedatum
1 mei 2023
Zaaknummer
NL23.3979
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag Somaliër wegens ongeloofwaardige bedreigingen en binnenlands beschermingsalternatief in Mogadishu

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 25 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure. Eiser, een Somalische nationaliteit, heeft een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, die door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is afgewezen. De rechtbank heeft het beroep van eiser ongegrond verklaard. Eiser heeft gesteld dat hij in 2014 problemen heeft gehad met de terroristische groep [naam 3] en dat hij gedetineerd en gemarteld is. Hij heeft zijn asielaanvraag onderbouwd met deze ervaringen, maar de rechtbank heeft de geloofwaardigheid van zijn recente bedreigingen door [naam 3] in 2018 betwist. De rechtbank oordeelde dat er geen sprake was van vluchtelingschap, maar dat er wel een reëel risico op ernstige schade bestond bij terugkeer naar zijn woonplaats [naam 4]. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er een binnenlands beschermingsalternatief aanwezig is in Mogadishu, waar eiser veilig kan verblijven. De rechtbank heeft de argumenten van eiser over het MediFirst-onderzoek en de vermeende ongeloofwaardigheid van de bedreigingen door [naam 3] verworpen. De rechtbank concludeert dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij op individuele gronden gevaar loopt in Mogadishu. De uitspraak is openbaar gemaakt en er is geen aanleiding voor proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.3979

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. A. Šimičević),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. C.W.M. van Breda).

ProcesverloopBij besluit van 6 februari 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder de aanvraag van eiser om verlening van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd in de algemene procedure afgewezen als ongegrond.

Eiser heeft beroep ingesteld tegen het bestreden besluit.
De rechtbank heeft het beroep op 30 maart 2023 op zitting behandeld. Eiser en zijn gemachtigde zijn met voorafgaand bericht niet verschenen. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde.

Overwegingen

1. Eiser stelt te zijn geboren op [geboortedatum] en de Somalische nationaliteit te hebben.
2. Aan zijn asielaanvraag heeft eiser, kort weergegeven, het volgende ten grondslag gelegd. In 2014 heeft eiser een programma voor artiesten op [naam 2] gehoord. Hij is toen vanuit zijn woonplaats [naam 4] naar Mogadishu gegaan om als muziekartiest een bijdrage te leveren aan dit programma. Bij terugkomst in zijn woonplaats is eiser ondervraagd door de terroristische groep [naam 3]. Dit heeft geleid tot een detentie van drie jaar waarbij eiser werd gemarteld. Eiser is vrijgelaten onder de voorwaarden dat hij [naam 4] niet mocht verlaten en dat hij zijn werk als artiest niet mocht oppakken. Eiser is toen naar zijn oom gegaan, maar die wilde hem op enig moment niet meer in zijn huis hebben omdat eiser rookte en qat kauwde. Eiser heeft zich toen gedwongen gezien om zijn werk als muziekartiest te gaan hervatten, aangezien hij ten gevolge van de martelingen fysieke beperkingen heeft aan zijn handen. Daarop is eiser telefonisch bedreigd door [naam 3]. Vervolgens heeft eiser drie maanden ondergedoken gezeten in Mogadishu om zijn uitreis voor te bereiden en is hij uiteindelijk uit Somalië gevlucht.
3. Bij het bestreden besluit heeft verweerder eisers asielaanvraag afgewezen als ongegrond op grond van artikel 31, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000. Verweerder heeft de door eiser gestelde identiteit, nationaliteit en herkomst geloofwaardig geacht. Ook heeft verweerder geloofwaardig geacht dat eiser in 2014 problemen heeft gehad met [naam 3] en dat hij gedetineerd en gemarteld is geweest vanwege zijn deelname aan [naam 2]. Verweerder heeft echter ongeloofwaardig geacht dat eiser in 2018 opnieuw problemen heeft gekregen met [naam 3]. Er is daarom volgens verweerder geen sprake van vluchtelingschap. Wel neemt verweerder aan dat eiser bij terugkeer naar [naam 4] een reëel risico loopt op ernstige schade zoals bedoeld in artikel 3 van het Verdrag tot bescherming van de rechten van de mens en de fundamentele vrijheden (EVRM). Er is volgens verweerder echter een binnenlands beschermingsalternatief aanwezig in Mogadishu, omdat Mogadishu niet onder controle staat van [naam 3] en vanuit het buitenland veilig te bereiken is. Verweerder heeft dan ook overwogen dat eiser naar Mogadishu kan vertrekken. Hij heeft bepaald dat eiser binnen vier weken naar Somalië moet vertrekken.
4. In beroep voert eiser hiertegen het volgende aan. Het rapport van het MediFirst-onderzoek betreffende eiser, dat voorafgaand aan het horen en beslissen is verricht, is ten onrechte niet aan zijn gemachtigde toegezonden. Verweerder had nader medisch onderzoek moeten doen gelet op eisers verklaringen over de fysieke beperkingen aan zijn handen. De verklaringen over de bedreigingen vanuit [naam 3] in 2018 zijn ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Volgens het Algemeen ambtsbericht inzake Somalië van de minister van Buitenlandse Zaken van maart 2020 (AAB) is telefonisch bedreigen een bekende werkwijze van [naam 3]. Verweerder heeft te weinig vragen gesteld over eisers mogelijkheden om ander werk dan het artiestenwerk te doen. Verder gaat verweerder voorbij aan de door eiser overgelegde landeninformatie waaruit volgt dat de veiligheidssituatie in Mogadishu is verslechterd.
De rechtbank oordeelt als volgt.
5. Ter zitting heeft verweerder toegelicht dat het MediFirst-rapport met betrekking tot eiser op 7 februari 2023 om 10:22 uur gelijktijdig met het bestreden besluit via e-mail aan de gemachtigde van eiser is toegezonden, nadat bleek dat faxen niet lukte. Mede gelet op het feit dat er op 8 februari 2023 namens eiser pro forma beroep is ingesteld, en op dat moment het bestreden besluit dus kennelijk ontvangen was, ziet de rechtbank geen aanleiding om aan te nemen dat het MediFirst-rapport niet aan eisers gemachtigde is toegezonden.
6. Blijkens het bestreden besluit is verweerder uitgegaan van de door eiser gestelde fysieke beperkingen aan zijn handen. De rechtbank ziet daarom niet in waarom verweerder nader medisch onderzoek had moeten doen. Het onderbouwen van het asielrelaas ligt gelet op het bepaalde in artikel 4, eerste lid, eerste volzin, van de Richtlijn 2011/95/EU (Kwalificatierichtlijn) in de eerste plaats op de weg van eiser zelf.
7. Verweerder heeft de door eiser gestelde bedreigingen door [naam 3] in 2018 niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht. Verweerder heeft daartoe niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat [naam 3] eiser enkel telefonisch zou bedreigen nadat hij zijn vrijlatingsvoorwaarden had geschonden, gelet op de in 2014 geuite bedreiging dat eiser dan
“een nog grotere straf zou krijgen. Bijvoorbeeld de dood.” [1] Ook heeft verweerder niet ten onrechte ongeloofwaardig geacht dat eiser geen enkel ander werk kon vinden dan opnieuw het werk als muziekartiest. Verweerder heeft hierbij kunnen betrekken dat eiser heeft verklaard dat hij niet heeft geprobeerd om op een andere manier zijn geld te verdienen. Anders dan eiser aanvoert, heeft verweerder eiser hierover wel bevraagd. [2] Dat [naam 3] volgens het AAB in algemene zin regelmatig bedreigingen uit via de telefoon, maakt niet dat verweerder deze werkwijze gelet op eisers asielrelaas ten onrechte ongeloofwaardig heeft geacht.
8. Ook heeft verweerder Mogadishu kunnen tegenwerpen als binnenlands beschermingsalternatief. Gelet op de jurisprudentie is er in Mogadishu geen sprake van een situatie zoals bedoeld in artikel 15, aanhef en onder c, van de Kwalificatierichtlijn (een situatie van willekeurig geweld). Hierbij wordt verwezen naar de uitspraak van deze rechtbank en zittingsplaats van 28 februari 2023, ECLI:NL:RBDHA:2023:2501, en naar de uitspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State van 16 maart 2023, ECLI:NL:RVS:2023:1067. De door eiser aangehaalde landeninformatie, in het bijzonder informatie van Human Rights Watch van november 2022 en van de UNHCR van september 2022, is niet van recenter datum en biedt daarom geen andere inzichten. Gelet op wat hiervoor is overwogen, heeft eiser ook niet aannemelijk gemaakt dat hij op individuele gronden gevaar loopt in Mogadishu.
9. Het beroep is ongegrond.
10. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.F.I. Sinack, rechter, in aanwezigheid van mr. A.S. Hamans, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
Deze uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak kan hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen één week na de dag van bekendmaking.

Voetnoten

1.Verslag nader gehoor 31 januari 2023, pagina 19 van 25.
2.Verslag nader gehoor 31 januari 2023, pagina’s 20 en 21 van 25.