ECLI:NL:RBDHA:2023:6274
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig beslissen op asielaanvraag en ingebrekestelling
In deze zaak heeft eiser op 9 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 3 augustus 2022 was ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat volgens artikel 6:2, aanhef en onder b, van de Awb het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit. Eiser had de mogelijkheid om beroep in te stellen nadat het bestuursorgaan in gebreke was gebleven om tijdig een besluit te nemen, en twee weken waren verstreken na ontvangst van een schriftelijke ingebrekestelling.
De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag van eiser eindigde op 3 februari 2023. Echter, met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is de beslistermijn verlengd met negen maanden, waardoor deze pas op 3 november 2023 eindigt. De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat er op het moment van inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie die deze verlenging rechtvaardigde.
Aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling van 21 februari 2023 te vroeg ingediend. Dit leidt tot de conclusie dat het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk is. De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie.