Op 3 mei 2023 heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in de zaak tussen eiseres, vertegenwoordigd door mr. R.E. Zalm, en de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV), vertegenwoordigd door mr. M.A. Bakker. Eiseres had een aanvraag ingediend voor een WIA-uitkering, die door het UWV was afgewezen op de grond dat zij minder dan 35% arbeidsongeschikt was. Eiseres ging in beroep tegen deze beslissing, waarbij zij aanvoerde dat haar medische situatie onvoldoende was onderkend en dat er meer beperkingen in de Functionele Mogelijkhedenlijst (FML) opgenomen moesten worden.
De rechtbank heeft de zaak op 11 april 2023 behandeld, waarbij eiseres en haar gemachtigde, evenals de gemachtigden van het UWV en de werkgever, aanwezig waren. De rechtbank oordeelde dat het UWV terecht had vastgesteld dat eiseres op 29 juni 2021 minder dan 35% arbeidsongeschikt was. De rechtbank vond dat het medisch onderzoek zorgvuldig was uitgevoerd en dat de verzekeringsarts B&B alle relevante informatie had meegewogen in haar beoordeling. Eiseres had niet voldoende onderbouwd dat haar klachten en beperkingen niet correct waren weergegeven in de rapporten.
De rechtbank concludeerde dat er geen reden was om te twijfelen aan de vastgestelde FML en dat het UWV terecht had geweigerd om eiseres een WIA-uitkering toe te kennen. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, wat betekent dat zij geen gelijk kreeg in haar verzoek om de beslissing van het UWV te herzien. De rechtbank besloot dat de proceskosten niet vergoed zouden worden, aangezien eiseres in het ongelijk was gesteld.