ECLI:NL:RBDHA:2023:651
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Weigering van terugwerkende kracht bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet wegens gebrek aan bijzondere omstandigheden
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 17 januari 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen eiser, vertegenwoordigd door mr. G.J. de Kaste, en het college van burgemeester en wethouders van Leidschendam-Voorburg, vertegenwoordigd door E. Doeve. Eiser had een beroep ingesteld tegen het besluit van verweerder, waarin zijn aanvraag voor een bijstandsuitkering op grond van de Participatiewet (Pw) met terugwerkende kracht werd afgewezen. Eiser had verzocht om de bijstandsuitkering met terugwerkende kracht toe te kennen vanaf 8 december 2017, omdat hij ernstig ziek was en pas na tweeënhalf jaar in staat was om de aanvraag in te dienen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser in de periode van 1 mei 2016 tot en met 31 juli 2017 een uitkering ontving op basis van het Besluit bijstandverlening zelfstandigen (Bbz), maar dat deze uitkering in oktober 2017 was beëindigd. Eiser heeft op 25 april 2020 een nieuwe aanvraag ingediend, maar verweerder heeft de aanvraag voor de periode voorafgaand aan de meldingsdatum afgewezen, omdat er geen bijzondere omstandigheden waren die dit rechtvaardigden. De rechtbank heeft geoordeeld dat eiser niet voldoende heeft aangetoond dat hij niet in staat was om eerder een aanvraag in te dienen, en dat er geen bewijs was dat hij zich eerder had gemeld voor bijstand.
De rechtbank concludeert dat verweerder terecht heeft gesteld dat er geen recht op bijstand bestaat over de periode voorafgaand aan de aanvraagdatum, en dat eiser niet heeft aangetoond dat er bijzondere omstandigheden waren die een uitzondering op deze regel rechtvaardigen. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard, en er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. De uitspraak is openbaar uitgesproken en een afschrift is verzonden aan de betrokken partijen.