ECLI:NL:RBDHA:2023:6600

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
9 mei 2023
Publicatiedatum
9 mei 2023
Zaaknummer
NL23.9027
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Vereenvoudigde behandeling
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Besluit tot beperking van de vrijheid van beweging opgeheven; verzoek om proceskosten afgewezen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijk geschil tussen een eiser en de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser had beroep ingesteld tegen een besluit van de Staatssecretaris, waarbij aan hem een maatregel van beperking van de vrijheid van beweging was opgelegd op basis van artikel 56 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze maatregel verplichtte de eiser om te verblijven in een specifieke locatie in de gemeente Hoogeveen.

Op 12 april 2023 heeft de Staatssecretaris de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven. Vervolgens heeft de gemachtigde van de eiser op 14 april 2023 het beroep ingetrokken, met het verzoek om de Staatssecretaris te veroordelen in de proceskosten. De rechtbank heeft de Staatssecretaris in de gelegenheid gesteld om te reageren op dit verzoek, waarna partijen toestemming verleenden om de zaak buiten zitting te behandelen.

De rechtbank overweegt dat op grond van artikel 8:75a van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) een proceskostenveroordeling alleen mogelijk is indien het bestuursorgaan tegemoet is gekomen aan de indiener van het beroepschrift. De rechtbank concludeert dat de opheffing van de maatregel niet het gevolg was van de ingediende gronden van beroep, maar omdat de eiser vrijwillig had afgezien van opvang. Hierdoor is er volgens de rechtbank geen sprake van tegemoetkomen in de zin van de Awb, en wordt het verzoek om proceskostenvergoeding afgewezen.

De rechtbank heeft de beslissing om het verzoek om vergoeding van de proceskosten af te wijzen openbaar gemaakt, en tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.9027

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] eiser,

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. E. Sahin),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Bij besluit van 14 maart 2023 (het bestreden besluit) heeft verweerder aan eiser de maatregel van beperking van de vrijheid van beweging opgelegd, zoals bedoeld in artikel 56, eerste lid, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw 2000). Met ingang van 14 maart 2023 is daarmee aan eiser de verplichting opgelegd te verblijven in een deel van de gemeente Hoogeveen, alwaar hij zich in het kader van deze maatregel in de Handhaving- en Toezichtlocatie Hoogeveen (HTL) dient op te houden.
Eiser heeft tegen het bestreden besluit beroep ingesteld.
Verweerder heeft op 12 april 2023 de vrijheidsbeperkende maatregel opgeheven.
Op 14 april 2023 heeft eisers gemachtigde het beroep ingetrokken met het gelijktijdige verzoek om verweerder te veroordelen in de proceskosten.
De rechtbank heeft verweerder in de gelegenheid gesteld te reageren op het verzoek van eiser. Bij bericht van 1 mei 2023 heeft verweerder daarvan gebruik gemaakt.
Partijen hebben toestemming verleend om de behandeling van het beroep buiten zitting af te doen. De rechtbank heeft vervolgens het onderzoek gesloten.

Overwegingen

1. Op grond van artikel 8:75a, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) kan de rechtbank in geval van intrekking van het beroep omdat het bestuursorgaan geheel of gedeeltelijk aan de indiener van het beroepschrift is tegemoetgekomen, het bestuursorgaan op verzoek van de indiener bij afzonderlijke uitspraak met toepassing van artikel 8:75 van de Awb in de proceskosten veroordelen.
2. Volgens vaste rechtspraak (bijvoorbeeld de uitspraken van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) van 18 juli 2012, ECLI:NL:RVS:2012:BX1816, en 8 mei 2019, ECLI:NL:RVS:2019:1487) is van tegemoetkomen in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb slechts sprake indien het bestuursorgaan een binnen de grenzen van het geding in het bestreden besluit ingenomen standpunt heeft herzien en het door de indiener van het beroepschrift gewenste besluit alsnog heeft genomen op gronden die een erkenning van de onrechtmatigheid van het oorspronkelijke besluit impliceren. Intrekking of wijziging van het besluit wegens nieuwe feiten of veranderde omstandigheden, dan wel nadien verkregen, buiten de onderzoekslast van het bestuursorgaan vallende informatie houdt geen tegemoetkomen in voormelde zin in en vormt geen grond voor een kostenveroordeling.
3. De rechtbank stelt vast dat verweerder de maatregel op grond van artikel 56 van de Vw 2000 heeft opgeheven omdat eiser vrijwillig heeft afgezien van opvang en niet als gevolg van de namens eiser ingediende gronden van beroep in onderhavige procedure. Dit betekent naar het oordeel van de rechtbank dan ook dat geen sprake is van tegemoetkoming in de zin van artikel 8:75a, eerste lid, van de Awb en dat voornoemde opheffing derhalve geen grond vormt voor een proceskostenveroordeling. Namens eiser is ook niet gemotiveerd om welke andere reden er in deze zaak aanleiding zou zijn voor een proceskostenveroordeling.
4. De rechtbank wijst het verzoek om een proceskostenveroordeling dan ook af.

Beslissing

De rechtbank wijst het verzoek om vergoeding van de proceskosten af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J.Y.B. Jansen, rechter, in aanwezigheid van R. de Boer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.