ECLI:NL:RBDHA:2023:6724

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
4 mei 2023
Publicatiedatum
10 mei 2023
Zaaknummer
NL23.2855
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • B.F.Th. de Roos
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvraag na inwilliging door de staatssecretaris

In deze zaak heeft eiser op 31 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 9 juli 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 april 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft aangegeven bereid te zijn het beroep in te trekken, mits verweerder akkoord gaat met een veroordeling in de proceskosten. Verweerder heeft echter geen gebruik gemaakt van de gelegenheid om hierop te reageren, waardoor de rechtbank concludeert dat het beroep gehandhaafd blijft.

De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat, nu de aanvraag van eiser is ingewilligd, hij met het beroep niet in een betere positie kan komen. Eiser heeft geen belang meer bij de beoordeling van het beroep, en het verzoek om veroordeling in de proceskosten biedt geen grond voor een ander oordeel.

Daarom verklaart de rechtbank het beroep niet-ontvankelijk. Tevens is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken. De rechtbank verwijst naar eerdere uitspraken waarin is geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat de termijn voor het beslissen op de aanvraag was verlengd. De rechtbank bevestigt dat de ingebrekestelling te vroeg is ingediend, wat leidt tot de beslissing om het beroep niet-ontvankelijk te verklaren.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.2855
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam], eiser

V-nummer: [nummer]
(gemachtigde: mr. M.P.J.W.M. Govers),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

Procesverloop

Eiser heeft op 31 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 9 juli 2022.
Bij besluit van 13 april 2023 heeft verweerder de asielaanvraag ingewilligd.
Eiser heeft daarop gereageerd dat hij bereid is het beroep in te trekken indien verweerder akkoord gaat met een veroordeling in de proceskosten. Van de gelegenheid om hierop te reageren heeft verweerder geen gebruik gemaakt. Hieruit leidt de rechtbank af dat het beroep gehandhaafd blijft.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Nu de aanvraag van eiser is ingewilligd, kan eiser met het beroep niet in een betere positie komen te verkeren. Eiser heeft dan ook geen belang meer bij de beoordeling van het beroep. Anders dan eiser stelt, kan een dergelijk belang niet gevonden worden in het verzoek om het bestuursorgaan te veroordelen in de proceskosten.
2. Het beroep zal daarom niet-ontvankelijk worden verklaard.
3. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling. Eiser heeft op 9 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. Gelet op de WBV 2022/22 [2] is de termijn van zes maanden om op de aanvraag te beslissen verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 9 oktober 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Dat betekent dat de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 13 januari 2023 te vroeg is ingediend.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, in aanwezigheid van mr. N.F. Kreeftmeijer, griffier, en openbaar gemaakt door middel van een geanonimiseerde publicatie op
www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.