ECLI:NL:RBDHA:2023:7275
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Niet-ontvankelijkheid van het beroep tegen het uitblijven van een besluit op de asielaanvraag
In deze zaak heeft eiser op 11 januari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 3 juni 2021 was ingediend. De rechtbank, zittende in Middelburg, heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de wettelijke beslistermijn voor de asielaanvraag van eiser op 3 december 2021 zou eindigen, maar dat deze termijn door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid is verlengd. De staatssecretaris heeft op 17 december 2021 meegedeeld dat de asielaanvraag verder zou worden behandeld in de Verlengde Asielprocedure, waardoor de beslistermijn op 19 april 2022 zou eindigen. Vervolgens is de beslistermijn opnieuw verlengd met negen maanden, waardoor deze pas op 19 januari 2023 zou eindigen.
De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de verlenging van de beslistermijn rechtsgeldig was. Aangezien de beslistermijn op het moment van de ingebrekestelling op 21 december 2022 nog niet was verstreken, was de ingebrekestelling te vroeg ingediend. Dit leidde tot de conclusie dat het beroep van eiser tegen het uitblijven van een besluit op zijn asielaanvraag niet-ontvankelijk was. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat er geen aanleiding was voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. S.C. Spruijt, griffier, en is openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.