ECLI:NL:RBDHA:2023:7448
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen feitelijke overdracht en interpretatie van onderduiken in de Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de feitelijke overdracht van eiseres aan de Tsjechische autoriteiten. Eiseres, een Mongolische vrouw, had bezwaar aangetekend tegen de beslissing van de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, die haar overdracht kennelijk ongegrond had verklaard. De rechtbank heeft het beroep behandeld op 11 mei 2023 in Breda, waar beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden.
Eiseres had eerder een asielaanvraag ingediend, maar deze was niet in behandeling genomen omdat zij al rechtmatig verblijf had in Tsjechië. Na haar bezwaar tegen de feitelijke overdracht, die op 19 oktober 2022 plaatsvond, stelde eiseres dat de overdrachtstermijn ten onrechte was verlengd en dat zij niet als 'onderduikend' kon worden beschouwd. De rechtbank oordeelde dat eiseres niet had aangetoond dat haar afwezigheid op het moment van de overdracht verschoonbaar was. Ze had de autoriteiten niet op de hoogte gesteld van haar afwezigheid, wat leidde tot een melding van 'vertrek met onbekende bestemming'.
De rechtbank concludeerde dat de staatssecretaris terecht had vastgesteld dat eiseres ondergedoken was, zoals bedoeld in de Dublinverordening, en dat de verlenging van de overdrachtstermijn rechtsgeldig was. Het beroep van eiseres werd ongegrond verklaard, en de rechtbank oordeelde dat de proceskosten niet vergoed hoefden te worden. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen vier weken na verzending.