Uitspraak
RECHTBANK DEN HAAG
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen
[naam kind]en
[naam kind]
Rechtbank Den Haag
In deze zaak heeft eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde mr. M.P.J.W.M. Govers, op 4 april 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op haar asielaanvraag, die op 8 september 2022 was ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou eindigen op 8 maart 2023. Echter, verweerder, de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, heeft de beslistermijn verlengd met negen maanden op basis van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22, waardoor de nieuwe einddatum op 8 september 2023 ligt. De rechtbank heeft geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is en dat de ingebrekestelling van eiseres op 17 maart 2023 te vroeg was ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.
De rechtbank heeft de zaak zonder zitting behandeld op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank concludeert dat het beroep van eiseres tegen het uitblijven van een besluit op haar asielaanvraag niet-ontvankelijk is, omdat de wettelijke termijn nog niet was verstreken op het moment van de ingebrekestelling. Er is geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, en de rechtbank heeft de uitspraak openbaar gemaakt via geanonimiseerde publicatie op de website van de rechtspraak. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de bekendmaking van de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.