ECLI:NL:RBDHA:2023:7932
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen WOZ-waarde van onroerende zaak door huurder ongegrond verklaard
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 23 mei 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een huurder en de heffingsambtenaar van de gemeente Den Haag over de WOZ-waarde van een woning. De eiseres, vertegenwoordigd door haar gemachtigde J.L.M. Reijnen, heeft beroep ingesteld tegen de beschikking van de heffingsambtenaar, waarin de waarde van de woning op 1 januari 2020 is vastgesteld op € 144.000. De eiseres betoogde dat de waarde te hoog was en dat er rekening gehouden moest worden met omgevingsfactoren, zoals de nabijheid van een moskee en luchtverontreiniging, die volgens haar een waardevermindering van € 5.000 rechtvaardigden.
De rechtbank heeft vastgesteld dat de heffingsambtenaar de waarde van de woning op een juiste wijze heeft bepaald, gebruikmakend van een methode van systematische vergelijking met vergelijkingsobjecten. De rechtbank oordeelde dat de eiseres niet aannemelijk heeft gemaakt dat de heffingsambtenaar de waarde te hoog heeft vastgesteld en dat er geen ongelijke behandeling van gelijke gevallen is aangetoond. De rechtbank concludeerde dat het beroep ongegrond is en dat er geen aanleiding is voor een proceskostenveroordeling.
De uitspraak is openbaar uitgesproken en partijen zijn geïnformeerd over de mogelijkheid om binnen zes weken hoger beroep in te stellen bij het gerechtshof Den Haag. De rechter was verhinderd de uitspraak te ondertekenen, maar de griffier heeft dit proces-verbaal opgemaakt.