In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 31 mei 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen een maatregel van bewaring die aan eiser was opgelegd door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, die de Indiase nationaliteit heeft, was in Nederland in bewaring gesteld op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet. De rechtbank heeft vastgesteld dat eiser illegaal Nederland is binnengekomen en zich eerder aan het toezicht heeft onttrokken. Eiser heeft betwist dat er een risico op onttrekking aan het toezicht bestaat en heeft aangevoerd dat hij als asielzoeker in de gelegenheid had moeten worden gesteld om zijn aanvraag in een asielzoekerscentrum in te dienen. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat de zware gronden die aan de maatregel van bewaring ten grondslag liggen, feitelijk juist zijn en voldoende zijn om de maatregel te rechtvaardigen. Eiser heeft ook gesteld dat de inbewaringstelling hem psychisch zwaar valt en heeft verzocht om een lichter middel, zoals een meldplicht. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat er geen omstandigheden zijn die detentie voor eiser onevenredig bezwarend maken. Het beroep van eiser is ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding is afgewezen.