ECLI:NL:RBDHA:2023:8328
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet in behandeling nemen asielaanvraag op grond van Dublinverordening
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een beroep van eiseres tegen het besluit van de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid om haar aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd niet in behandeling te nemen. De Staatssecretaris heeft dit besluit genomen op basis van de Dublinverordening, waarin is vastgesteld dat Tsjechië verantwoordelijk is voor de behandeling van de asielaanvraag van eiseres. Eiseres heeft aangevoerd dat het claimverzoek van de Staatssecretaris te laat is ingediend, omdat zij op 11 oktober 2022 een zogenoemde loopbrief heeft ontvangen, waaruit zou blijken dat zij op die datum haar asielaanvraag heeft gedaan. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres niet voldoende bewijs heeft geleverd om haar stelling te onderbouwen. De rechtbank heeft vastgesteld dat de aanvraag voor de verblijfsvergunning op 21 oktober 2022 is ingediend, en dat de Staatssecretaris het claimverzoek op 12 januari 2023 tijdig heeft ingediend, binnen de termijn van drie maanden die daarvoor geldt.
Daarnaast heeft eiseres betoogd dat er geen vertrouwen meer kan worden gesteld in de Tsjechische autoriteiten, verwijzend naar een eerdere uitspraak van de rechtbank in Den Bosch. De rechtbank heeft echter geoordeeld dat eiseres onvoldoende bewijs heeft geleverd om aan te tonen dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel niet meer van toepassing is. De rechtbank heeft geconcludeerd dat de Staatssecretaris op basis van dit beginsel mocht aannemen dat Tsjechië zijn verdragsverplichtingen nakomt. Uiteindelijk heeft de rechtbank het beroep van eiseres ongegrond verklaard en geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.