In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 14 april 2023 uitspraak gedaan in een asielprocedure waarbij de eiser, vertegenwoordigd door mr. F.H. Gart, een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd had aangevraagd. De Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, vertegenwoordigd door mr. A. Bondarev, had de aanvraag niet in behandeling genomen op grond van de Dublinverordening, omdat Italië verantwoordelijk werd geacht voor de behandeling van de aanvraag. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, waarbij hij aanvoerde dat Italië niet langer aan zijn opvangverplichtingen voldoet, zoals blijkt uit een circular letter van 5 december 2022. De rechtbank heeft de zaak behandeld op 4 april 2023, maar eiser en zijn gemachtigde waren niet aanwezig.
De rechtbank overweegt dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de opvangomstandigheden in Italië en dat de argumenten van de verweerder niet voldoende zijn om de beslissing te rechtvaardigen. De rechtbank stelt vast dat Italië momenteel geen opvang biedt voor Dublinterugkeerders en dat de motivering van de Staatssecretaris niet voldoet aan het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de verweerder op om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, waarbij rekening moet worden gehouden met de uitspraak. Tevens wordt de verweerder veroordeeld in de proceskosten van de eiser tot een bedrag van € 837,00.
De rechtbank concludeert dat er geen aanleiding is om aan te nemen dat Italië zijn verantwoordelijkheden kan nakomen, en dat de overdracht van de eiser aan Italië op dit moment niet mogelijk is. De uitspraak benadrukt de noodzaak voor de verweerder om nader onderzoek te doen naar de actuele situatie in Italië en de gevolgen daarvan voor de asielaanvraag van de eiser.