In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 22 februari 2023 uitspraak gedaan in een bestuursrechtelijke procedure betreffende de asielaanvraag van eiser. Eiser had een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd, maar deze was door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Italië als verantwoordelijk land was aangewezen op basis van de Dublinverordening. Eiser heeft hiertegen beroep ingesteld, stellende dat Italië niet verantwoordelijk is vanwege het risico op indirect-refoulement en de situatie van asielzoekers in Italië.
De rechtbank heeft de argumenten van eiser beoordeeld en geconcludeerd dat hij niet aannemelijk heeft gemaakt dat Italië niet kan worden beschouwd als een veilig land voor de behandeling van zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft daarbij verwezen naar de jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, die bevestigt dat het interstatelijk vertrouwensbeginsel van toepassing is, tenzij er uitzonderlijke omstandigheden zijn die dit in twijfel trekken. Eiser heeft geen recente documenten overgelegd die zijn stelling onderbouwen dat er structurele tekortkomingen zijn in het Italiaanse asiel- en opvangsysteem.
Desondanks heeft de rechtbank vastgesteld dat het bestreden besluit niet goed is gemotiveerd en in strijd is met het zorgvuldigheidsbeginsel. De rechtbank heeft geoordeeld dat de Staatssecretaris onvoldoende onderzoek heeft gedaan naar de actuele situatie in Italië, met name naar de opvangcapaciteit voor asielzoekers. De rechtbank heeft het beroep van eiser gegrond verklaard, het bestreden besluit vernietigd en de Staatssecretaris opgedragen om binnen vier weken een nieuw besluit te nemen, rekening houdend met de uitspraak van de rechtbank. Tevens is de Staatssecretaris veroordeeld in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-.