ECLI:NL:RBDHA:2023:8945

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
21 juni 2023
Publicatiedatum
21 juni 2023
Zaaknummer
NL23.16437
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • J. Boerlage - van den Bosch
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Bewaring en voortvarendheid in vreemdelingenzaken met betrekking tot uitzetting naar Marokko

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 21 juni 2023 uitspraak gedaan in een beroep tegen de maatregel van bewaring van een Marokkaanse vreemdeling. De maatregel van bewaring was op 31 januari 2023 opgelegd door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die al viereneenhalve maand in vreemdelingenbewaring zit, betoogde dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt en dat er geen reëel zicht op uitzetting naar Marokko is. De rechtbank heeft de zaak op 16 juni 2023 behandeld en vastgesteld dat verweerder voldoende stappen heeft ondernomen om de uitzetting te realiseren. De rechtbank oordeelde dat er geen verplichting bestaat voor verweerder om maandelijks een vertrekgesprek te voeren en dat de eiser zelf ook contact kan opnemen om een gesprek in te plannen. De rechtbank concludeerde dat er voldoende zicht op uitzetting is, ondanks de omstandigheden van de eiser, en dat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet. Het beroep van de eiser werd ongegrond verklaard en het verzoek om schadevergoeding werd afgewezen. De rechtbank heeft geen aanleiding gezien voor een proceskostenveroordeling.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.16437

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , eiser,

geboren op [geboortedatum] ,
van Marokkaanse nationaliteit,
V-nummer: [V-nummer]
(gemachtigde: mr. H. Postma),
en

de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder

(gemachtigde: mr. P.A.L.A. van Ittersum).

Procesverloop

Verweerder heeft op 31 januari 2023 aan eiser de maatregel van bewaring op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) opgelegd. Deze maatregel duurt nog voort.
Eiser heeft tegen het voortduren van de maatregel van bewaring beroep ingesteld. Daarbij heeft hij verzocht om schadevergoeding.
Verweerder heeft een voortgangsrapportage overgelegd.
De rechtbank heeft het beroep op 16 juni 2023 op zitting behandeld. Eiser heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. Verweerder heeft zich laten vertegenwoordigen door zijn gemachtigde. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.

Overwegingen

1. Indien de rechtbank van oordeel is dat de toepassing of tenuitvoerlegging van de maatregel van bewaring in strijd is met de Vw dan wel bij afweging van alle daarbij betrokken belangen in redelijkheid niet gerechtvaardigd is, verklaart zij op grond van artikel 96, derde lid, van de Vw het beroep gegrond en beveelt zij de opheffing van de maatregel of een wijziging van de wijze van tenuitvoerlegging daarvan.
2. De rechtbank stelt voorop dat zij deze maatregel van bewaring al eerder heeft getoetst. Uit de uitspraak van 26 april 2023 (in de zaak NL23.10852) volgt dat de maatregel van bewaring tot het moment van het sluiten van het onderzoek dat aan die uitspraak ten grondslag ligt, rechtmatig was. Daarom staat nu alleen ter beoordeling of sinds het moment van het sluiten van dat onderzoek op 21 april 2023 de maatregel van bewaring rechtmatig is.
3. Eiser betoogt dat hij al enige tijd in vreemdelingenbewaring zit, namelijk viereneenhalve maand. Eiser meent dat verweerder onvoldoende voortvarend handelt, nu het uitgangspunt is dat er elke vier weken een vertrekgesprek wordt gevoerd, maar in het geval van eiser zit ruim vijf weken tussen de laatste twee vertrekgesprekken. Verder stelt eiser dat er geen reëel zicht op uitzetting is naar Marokko. Eiser wijst op een zaak, waarin verweerder de maatregel van bewaring heeft opgeheven omdat de vreemdeling in die zaak op jonge leeftijd Marokko heeft verlaten, waardoor zijn vingerafdrukken niet zijn afgenomen, en daarom niet geïdentificeerd kon worden. Eiser vraagt zich af of te verwachten valt of in zijn geval een laissez passer (lp) zal worden afgegeven, nu hij ook jong uit Marokko is vertrokken en geen documenten heeft. Daarnaast is eiser ook niet gepresenteerd. Eiser meent dat er enkel Marokkanen worden uitgezet die een brondocument hebben en vrijwillig willen vertrekken. Eiser heeft aangegeven niet terug te willen keren.
4. De rechtbank is van oordeel dat verweerder voldoende voortvarend aan de uitzetting werkt. Verweerder heeft sinds het sluiten van het onderzoek, op 26 april 2023, op 17 mei 2023 en op 8 juni 2023 schriftelijk gerappelleerd op de lp-aanvraag. Verder heeft verweerder sinds het sluiten van het onderzoek, op 24 april 2023 en op 31 mei 2023 een vertrekgesprek met eiser gevoerd. In de acht weken sinds het sluiten van het onderzoek in de vorige zaak heeft verweerder dus vijf relevante uitzettingshandelingen verricht. Dat acht de rechtbank in dit geval voldoende. De rechtbank is niet gebleken dat er een plicht bestaat voor verweerder om maandelijks een vertrekgesprek te voeren. Eiser kan ook zelf contact opnemen met de regievoerder om een gesprek in te plannen. Nu ook op de lp-aanvraag wordt gerappelleerd, acht de rechtbank deze gang van zaken in dit geval niet onvoldoende voortvarend.
5. Verder is de rechtbank van oordeel dat het zicht op uitzetting binnen een redelijke termijn naar Marokko in het algemeen niet ontbreekt. De rechtbank overweegt dat de lp-aanvraag in behandeling is en niet is gebleken dat er door de autoriteiten van Marokko in het algemeen of voor eiser in het bijzonder geen lp zal worden afgegeven. Verweerder heeft ter zitting op een zaak gewezen van een Marokkaanse vreemdeling die zonder brondocument is uitgezet naar Marokko en verweerder heeft toegelicht dat er door de Marokkaanse autoriteiten lp’s worden verstrekt. Nu verweerder voor een presentatie bovendien afhankelijk is van de Marokkaanse autoriteiten, en in dat verband ook regelmatig wordt gerappelleerd, kan de omstandigheid dat er nog geen presentatie heeft plaatsgevonden niet leiden tot een ander oordeel. Bovendien werkt eiser niet mee, nu hij in de vertrekgesprekken heeft aangegeven dat hij geen zelfstandige acties heeft ondernomen in het kader van terugkeer. Zoals volgt uit de Afdelingsuitspraken van 13 januari 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:85) en van 2 augustus 2022 (ECLI:NL:RVS:2022:2210) mag van eiser worden verwacht dat hij actief en volledig meewerkt aan zijn uitzetting. Nu eiser zijn uitzetting belemmert is daarmee in beginsel het zicht op uitzetting al gegeven. Het komt het voor rekening en risico van eiser dat de bewaring voortduurt, omdat hij niet aan zijn meewerkplicht voldoet. Eiser kan de duur van de bewaring verkorten door volledig mee te werken. De rechtbank volgt eiser niet in zijn betoog dat er geen reëel zicht op uitzetting bestaat, omdat hij al 12 jaar in Europa is en jong is vertrokken uit Marokko. In tegenstelling tot de zaak waarnaar eiser heeft verwezen, heeft eiser niet onderbouwd dat hij al geruime tijd in Europa is, en is daarnaast niet gebleken dat eiser niet kan worden geïdentificeerd, nu de lp-aanvraag nog in behandeling is en de Marokkaanse autoriteiten niet hebben aangegeven dat eiser niet kan worden geïdentificeerd.
6. De rechtbank ziet, gelet op het arrest van het HvJEU van 8 november 2022, ECLI:EU:C:2022:858, ook voor het overige geen grond voor het oordeel dat de maatregel van bewaring in de periode tussen het sluiten van het vorige onderzoek en het sluiten van het onderhavige onderzoek op enig moment onrechtmatig was.
7. Het beroep is ongegrond. Daarom wordt ook het verzoek om schadevergoeding afgewezen.
8. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank:
- verklaart het beroep ongegrond;
- wijst het verzoek om schadevergoeding af.
Deze uitspraak is gedaan door mr. J. Boerlage - van den Bosch, rechter, in aanwezigheid van Z.P. de Wilde, griffier en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Rechtsmiddel
Tegen deze uitspraak staat geen rechtsmiddel open.