ECLI:NL:RBDHA:2023:900

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
1 februari 2023
Publicatiedatum
31 januari 2023
Zaaknummer
09.345838-21
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Rechtsgebied
Strafrecht
Procedures
  • Eerste aanleg - meervoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Langdurige psychische kindermishandeling door moeder met gevolgen voor geestelijke gezondheid van kinderen

In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 1 februari 2023 uitspraak gedaan in een strafzaak tegen een moeder die beschuldigd werd van langdurige psychische kindermishandeling van haar twee dochters, [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2]. De verdachte heeft gedurende een periode van meer dan zestien jaar haar dochters gekleineerd, denigrerend toegesproken en hen fysieke affectie onthouden. Dit gedrag heeft geleid tot ernstige psychische klachten bij beide slachtoffers, waaronder posttraumatische stressstoornis (PTSS). De zaak kwam aan het licht na een zorgmelding van de huisarts van [slachtoffer 1] in 2020, waarna Veilig Thuis een onderzoek startte en aangifte deed van kindermishandeling. De rechtbank heeft vastgesteld dat de verdachte zich schuldig heeft gemaakt aan opzettelijke benadeling van de geestelijke gezondheid van haar kinderen, maar heeft de verdachte vrijgesproken van de fysieke mishandeling en verwaarlozing van hun gebit en voedsel. De rechtbank heeft de verdachte veroordeeld tot een taakstraf van 100 uur en heeft een schadevergoeding toegewezen aan [slachtoffer 2]. De rechtbank heeft ook overwogen dat de feiten niet zijn verjaard, omdat de slachtoffers minderjarig waren tijdens de meeste van de ten laste gelegde feiten. De uitspraak benadrukt de ernst van psychische mishandeling en de impact daarvan op de geestelijke gezondheid van kinderen.

Uitspraak

Rechtbank DEN HAAG

Strafrecht
Meervoudige kamer
Parketnummer: 09/345838-21
Datum uitspraak: 1 februari 2023
Tegenspraak
De rechtbank Den Haag heeft op de grondslag van de tenlastelegging en naar aanleiding van het onderzoek op de terechtzitting het navolgende vonnis gewezen in de zaak van de officier van justitie tegen de verdachte:
[verdachte],
[geboortedatum] 1959 [geboorteplaats] ,
[adres] .

1.Het onderzoek ter terechtzitting

Het onderzoek is gehouden op de terechtzitting van 18 januari 2023.
De rechtbank heeft kennisgenomen van de vordering van de officier van justitie mr. A.L.M. de L’Isle en van hetgeen door de verdachte en haar raadsman mr. G. van den Brink naar voren is gebracht.

2.De tenlastelegging

Aan de verdachte is – na wijziging van de tenlastelegging op de terechtzitting van 18 januari 2023 – ten laste gelegd dat:
1.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juni 2004 tot en met 8 december 2020 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek en/of Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard en/of Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) haar kind, te weten [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2004), opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 1] onder meer:
- geslagen, tegen de billen en/of het lichaam,
waardoor
- die [slachtoffer 1] pijn en/of (psychisch) letsel heeft bekomen
en/of
- gekleineerd en/of denigrerend toegesproken door haar de woorden toe te voegen ‘je bent niets waard’, ‘je verpest onze levens’, ‘je bent de schuld van alles’, ‘je bent geen goede dochter’, ‘je bent dom’, ‘je bent niks waard’ en/of ‘je bent niet gewenst’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- genegeerd en/of liefde onthouden, (onder meer) door (fysiek) geen affectie te tonen en/of dagenlang niet met/tegen die [slachtoffer 1] te spreken, en/of
- het gebit verwaarloosd, althans geen zorg heeft gedragen voor (adequate) gebitsverzorging van die [slachtoffer 1] , (onder meer) door geen tandenborstel voor die [slachtoffer 1] aan te schaffen en/of haar niet de tanden te poetsen, en/of
- voedsel onthouden en/of (enkel) voor die [slachtoffer 1] beschimmeld voedsel heeft overgelaten
waardoor
- de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [slachtoffer 1] is benadeeld;
subsidiair althans, indien het vorenstaande niet tot een veroordeling mocht of zou kunnen leiden:
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 22 juni 2004 tot en met 8 december 2020 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek, en/of te Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard, en/of Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, opzettelijk haar dochter, [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2004), tot wier onderhoud, verpleging en verzorging zij (als ouder van [slachtoffer 1] ) krachtens de wet verplicht was, in een hulpeloze toestand heeft gelaten, verdachte heeft immers [slachtoffer 1] (telkens):
- gekleineerd en/of denigrerend toegesproken door haar de woorden toe te voegen ‘je bent niets waard’, ‘je verpest onze levens’, ‘je bent de schuld van alles’, ‘je bent geen goede dochter’, ‘je bent dom’, ‘je bent niks waard’ en/of ‘je bent niet gewenst’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en/of
- genegeerd en/of liefde onthouden, (onder meer) door (fysiek) geen affectie te tonen en/of dagenlang niet met/tegen die [slachtoffer 1] te spreken, en/of
- het gebit verwaarloosd, althans geen zorg heeft gedragen voor (adequate) gebitsverzorging van die [slachtoffer 1] , (onder meer) door geen tandenborstel voor die [slachtoffer 1] aan te schaffen en/of haar niet de tanden te poetsen, en/of
- voedsel onthouden en/of (enkel) voor die [slachtoffer 1] beschimmeld voedsel heeft overgelaten;
2.
zij op een of meer tijdstip(pen) in of omstreeks de periode van 1 februari 2006 tot en met 20 juni 2011 te Nieuw-Lekkerland en/of te Lekkerkerk, gemeente Nederlek, in elk geval in Nederland, meermalen, althans eenmaal, (telkens) haar kind, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum] 1993), opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet, meermalen, althans eenmaal, die [slachtoffer 2] onder meer:
- geslagen tegen het lichaam
waardoor
- die [slachtoffer 2] pijn en/of (psychisch) letsel heeft bekomen
en/of
- gekleineerd en/of denigrerend toegesproken, door haar de woorden toe te voegen ‘je bent niets waard’, ‘we houden het niet vol met jou’, ‘geestelijk gestoorde puber’ en/of ‘rotkind’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en/of
- genegeerd en/of liefde onthouden, (onder meer) door (fysiek) geen affectie te tonen en/of
- het gebit verwaarloosd, althans geen zorg heeft gedragen voor (adequate) gebitsverzorging van die [slachtoffer 2] , (onder meer) door geen tandenborstel voor die [slachtoffer 2] aan te schaffen en/of haar niet de tanden te poetsen,
waardoor
- de (lichamelijke en/of geestelijke) gezondheid van die [slachtoffer 2] is benadeeld.

3. Inleiding

Het gaat in deze zaak – kort gezegd – om een verdenking van kindermishandeling. De verdachte, moeder van negen kinderen, zou gedurende een lange periode twee van haar dochters hebben mishandeld en hun gezondheid hebben benadeeld.
Naar aanleiding van een gesprek dat de jongste dochter, [slachtoffer 1] (hierna: [slachtoffer 1] ), eind 2020 heeft met haar huisarts, doet de huisarts een zogeheten zorgmelding bij Veilig Thuis. Na een vooronderzoek te hebben gedaan, doet Veilig Thuis begin 2021 namens [slachtoffer 1] aangifte van kindermishandeling tegen de verdachte. Deze aangifte vormt de start van het politieonderzoek in deze zaak. In dat onderzoek worden ook twee oudere dochters van de verdachte als getuige gehoord: [slachtoffer 2] en [getuige 1] (hierna: [slachtoffer 2] en [getuige 1] ). Eind 2021 doen zij beiden ook aangifte van kindermishandeling tegen hun moeder.
Met betrekking tot [getuige 1] heeft de officier van justitie de zaak geseponeerd in verband met verjaring. Aan de orde is dus alleen een verdenking van kindermishandeling van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] . Die verdenking kent enerzijds een fysieke component, inhoudende dat de verdachte haar dochters zou hebben geslagen, hun gebit zou hebben verwaarloosd en hun voedsel zou hebben onthouden. Anderzijds kent de verdenking een psychische component, inhoudende dat de verdachte haar dochters zou hebben gekleineerd en affectie zou hebben onthouden.
In dit vonnis zal de rechtbank eerst moeten beoordelen of de feiten met betrekking tot [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] verjaard zijn. Is dat niet het geval, dan moet de rechtbank beoordelen of die feiten bewezen kunnen worden en, zo ja, of het strafbare feiten zijn, of de verdachte daarvoor strafbaar is en welke straf daarop moet volgen. Daarnaast is een vordering tot schadevergoeding van [slachtoffer 2] aan de orde.

4.De ontvankelijkheid van de officier van justitie

4.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft zich op het standpunt gesteld dat zij ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor de ten laste gelegde feiten.
4.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, voor zover deze zouden zijn gepleegd vóór 1 januari 2008 en voor het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit, omdat deze feiten zijn verjaard.
4.3.
Het oordeel van de rechtbank
De onder 1 primair en onder 2 aan de verdachte ten laste gelegde feiten zien op overtreding van artikel 300 in combinatie met artikel 304 van het Wetboek van Strafrecht (hierna: Sr). Kort samengevat gaat het om mishandeling van twee van haar minderjarige kinderen, waarbij de verdenking uiteen valt in enerzijds het toebrengen van pijn en letsel en anderzijds het benadelen van de lichamelijke en geestelijke gezondheid. Het onder 1 primair ten laste gelegde feit zou zijn gepleegd in de periode van 22 juni 2004 tot en met 8 december 2020, het onder 2 ten laste gelegde in de periode van 1 februari 2006 tot en met 20 juni 2011.
Overtreding van artikel 300 Sr in combinatie met artikel 304 Sr wordt bedreigd met een gevangenisstraf van ten hoogste vier jaren. Op grond van artikel 70, eerste lid, Sr verjaart het recht op strafvordering voor dit misdrijf na
twaalf jaren. In artikel 71 Sr is bepaald wanneer de termijn van verjaring aanvangt. De
hoofdregelis dat die termijn aanvangt op de dag na die waarop het feit is gepleegd. Daarop zijn echter uitzonderingen. De
uitzonderingdie voor deze zaak van belang is, luidt dat, als het gaat om mishandeling van minderjarige, de termijn van verjaring pas aanvangt op de dag na die waarop het
slachtoffer achttien is geworden. Deze uitzondering is in werking getreden op 1 januari 2020. [1] Daarbij is niet in overgangsrecht voorzien, zodat deze verandering van de verjaringsregeling direct van toepassing is geworden, met dien verstande dat een reeds voltooide verjaring wordt geëerbiedigd. [2]
De rechtbank moet daarom nagaan of op 1 januari 2020 sprake was van een reeds voltooide verjaring. Overeenkomstig de hiervoor genoemde hoofdregel is daarvan sprake als op 1 januari 2020 reeds twaalf jaren zijn verstreken na de dag waarop de feiten zijn gepleegd. Omdat het in deze zaak gaat om zogeheten materiële delicten, moet onder de dag waarop het feit is gepleegd, worden verstaan: de dag waarop
het gevolg is ingetreden. [3] Als het gevolg is ingetreden vóór 1 januari 2008, was het feit op 1 januari 2020 dus al verjaard en is de hiervoor genoemde uitzondering daarop niet van toepassing geworden.
Voor zover de tenlastelegging ziet op het
toebrengen van pijn en letsel, geldt dat het gevolg meteen na het beweerde handelen zal zijn ingetreden. Dat betekent dat dit deel van de tenlastelegging is verjaard voor zover het ziet op handelen van de verdachte vóór 1 januari 2008. Voor zover het gaat om handelen vanaf 1 januari 2008 is de hiervoor genoemde uitzondering van toepassing geworden en is de verjaringstermijn dus pas gaan lopen toen de slachtoffers achttien zijn geworden. Voor het slachtoffer van feit 1 primair was dat op 22 juni 2022, voor het slachtoffer van feit 2 op 3 juli 2011. Sindsdien zijn nog geen twaalf jaren verstreken, zodat de feiten in zoverre niet zijn verjaard.
Voor zover de tenlastelegging ziet op het
benadelen van de lichamelijke en geestelijke gezondheid, is de dag waarop het gevolg is ingetreden minder eenduidig. De tenlastelegging ziet in zoverre immers op herhaald handelen van de verdachte gedurende de ten laste gelegde periode, dat uiteindelijk op enig moment benadeling van de gezondheid van de slachtoffers tot gevolg zou hebben gehad. Blijkens de toelichting van de officier van justitie en gezien de inhoud van het strafdossier, gaat het daarbij om beweerd handelen van de verdachte jegens de slachtoffers toen deze nog inwonend waren en dat zou zijn geëindigd toen zij het huis uit waren. Op welk moment de beweerde benadeling van de gezondheid precies zou zijn ingetreden is niet vast te stellen. De rechtbank acht het redelijk om de dag dat de slachtoffers uit huis zijn gegaan en het beweerde handelen van de verdachte dus werd beëindigd, aan te merken als aanvang van de verjaringstermijn van dit deel van de tenlastelegging. Voor het slachtoffer van feit 1 primair was dat op 8 december 2020, voor het slachtoffer van feit 2 in februari 2011, waarbij de rechtbank – ten gunste van de verdachte – uitgaat van 1 februari 2011. Deze data liggen na 1 januari 2008, zodat de hiervoor genoemde uitzondering daarop van toepassing is. De verjaringstermijn is voor dit deel van de tenlastelegging dus pas gaan lopen toen de slachtoffers achttien zijn geworden. Voor het slachtoffer van feit 1 primair was dat op 22 juni 2022, voor het slachtoffer van feit 2 op 3 juli 2011. Sindsdien zijn nog geen twaalf jaren verstreken, zodat de feiten in zoverre niet zijn verjaard.
De slotsom is dus dat de officier van justitie niet-ontvankelijk is in de vervolging van de verdachte voor de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, voor zover die zien op het toebrengen van pijn en letsel vóór 1 januari 2008. Voor het overige is niet van vervolgingsbeletselen gebleken.
Gelet op de hierna in dit vonnis te nemen beslissingen, behoeft de ontvankelijkheid van de officier van justitie in het onder 1 subsidiair ten laste gelegde feit geen bespreking.

5.De bewijsbeslissing

5.1.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gerekwireerd tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten.
5.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft vrijspraak bepleit van de onder 1 primair en subsidiair en 2 ten laste gelegde feiten. De raadsman heeft hiertoe gesteld dat er onvoldoende wettig en overtuigend bewijs is om tot een bewezenverklaring te komen. Voor zover van belang, zal de rechtbank hierna de standpunten van de raadsman nader uiteen zetten en hierop ingaan.
5.3.
Partiële vrijspraken
De rechtbank komt tot vrijspraak van de onder 1 primair en 2 ten laste gelegde feiten voor zover het betreft het slaan van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , het verwaarlozen van hun gebit en het onthouden van voedsel. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat zij zich niet kan herinneren dat zij is geslagen, maar dat zij hierover wel van anderen heeft gehoord. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] werd geslagen door haar moeder toen zij vier of vijf jaar oud was; dat zou in 2008, 2009 en/of 2010 zijn geweest. Hoewel de verklaring van [slachtoffer 2] hierover specifiek en gedetailleerd is, wordt deze onvoldoende ondersteund door ander bewijs. [getuige 1] heeft verklaard dat [slachtoffer 1] werd geslagen door haar moeder toen zij drie jaar oud was. Dat zou dus in 2007 of 2008 zijn geweest. Onduidelijk is echter hoe zij dit weet, want [getuige 1] is (uiterlijk) eind 2006 uit huis gegaan. Een andere zus, [naam] , zou in 2011 tegenover een medewerker van het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling hebben verklaard dat [slachtoffer 1] werd geslagen door haar ouders. Ook voor haar geldt dat onduidelijk is hoe zij dit weet, want [naam] was op dat moment al jaren uit huis. [slachtoffer 2] heeft verklaard dat zij zelf is geslagen door haar moeder, maar ook dat zij zich dit niet goed kan herinneren. Ook hiervoor vindt de rechtbank te weinig bewijs in het dossier.
[slachtoffer 1] heeft verklaard dat er vaak niet voor haar werd gekookt en geen eten voor haar werd overgehouden. De rechtbank begrijpt dat dit ziet op de laatste weken dat zij thuis woonde, in 2020. Deze verklaring vindt echter onvoldoende steun in ander bewijs. [getuige 1] heeft hierover weliswaar ook verklaard, maar wederom geldt dat onduidelijk is hoe zij dit weet, aangezien zij toen allang uit huis was.
[getuige 1] heeft verklaard dat zij en haar broers en zussen geen tandenborstel kregen en dat hun tanden niet werden gepoetst. Het dossier bevat informatie van tandartsen, waaruit kan worden afgeleid dat de gebitten van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] in slechte staat verkeerden. Uit die informatie kan echter niet met zekerheid worden afgeleid dat dit het gevolg was van verwaarlozing. Tandarts [naam] heeft desgevraagd verklaard “geen eenduidig antwoord” te kunnen geven op de vraag of de gaatjes in de tanden van [slachtoffer 1] het gevolg waren van verwaarlozing. Tandarts [naam] heeft verklaard zich de “slechte conditie van de dentitie” en de “slechte mondhygiëne” van [slachtoffer 2] te kunnen herinneren, maar hij had [slachtoffer 2] op dat moment al vijftien jaren niet meer gezien. Daar komt bij dat de verdachte heeft verklaard dat zij vermoedt dat de gebitsproblemen van haar dochter erfelijk waren, aangezien zijzelf hier in het verleden ook onder heeft geleden en al op haar achttiende jaar een kunstgebit kreeg.
5.4.
Gebruikte bewijsmiddelen
De rechtbank in de bijlage opgenomen de wettige bewijsmiddelen met de voor de bewezenverklaring redengevende feiten en omstandigheden.
5.5.
Bewijsoverwegingen
De rechtbank komt tot bewezenverklaring van de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten voor zover het betreft het kleineren van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] en het aan hen onthouden van affectie. De rechtbank overweegt hiertoe het volgende.
Valt benadeling van de geestelijke gezondheid onder artikel 300 Sr?
In het vierde lid van artikel 300 Sr wordt benadeling van de gezondheid gelijkgesteld aan mishandeling. Hoewel in de geschiedenis van de totstandkoming van artikel 300 Sr niet uitdrukkelijk wordt gesproken over de geestelijke gezondheid, sluit de tekst van deze bepaling niet uit dat ook de geestelijke gezondheid daaronder begrepen moet worden. In de feitenrechtspraak lijkt inmiddels aanvaard dat ook benadeling van de geestelijke gezondheid valt binnen het bereik van artikel 300 Sr. [4] Ook in de juridische literatuur heeft deze opvatting ingang gevonden. [5] De rechtbank sluit zich daarbij aan.
Is er in deze zaak sprake van benadeling van de geestelijke gezondheid?
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank af dat de verdachte zowel [slachtoffer 1] als [slachtoffer 2] gedurende een periode van vele jaren heeft gekleineerd en denigrerend heeft toegesproken en hun geen fysieke affectie heeft getoond. Ook leidt de rechtbank daaruit af dat dit geen incidenten waren, maar dat sprake was van een patroon. Een patroon waarin de verdachte wel – veelvuldig – benoemde wat haar niet beviel aan [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] , maar hun nooit complimenten gaf of haar waardering voor hen uitsprak. [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] hebben hiervan tal van voorbeelden genoemd. De verklaringen van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] staan bovendien niet op zichzelf. Deze verklaringen worden ondersteund door de verklaringen van meerdere van hun zussen, alsmede door de bevindingen van betrokken hulpverleners en de Raad voor de Kinderbescherming. De verdachte heeft ook zelf ter terechtzitting van 18 januari 2023 bevestigd dat zij haar kinderen geen (fysieke) affectie toonde en hun evenmin complimenten gaf. Tot slot hecht de rechtbank waarde aan een opgenomen en uitgeluisterd telefoongesprek waarin de verdachte, na haar aanhouding en verhoor door de politie, in zeer negatieve en extreme bewoordingen spreekt over haar dochter [slachtoffer 1] : de verdachte heeft [slachtoffer 1] “in haar hart al doodgeschoten”. Dit lijkt naadloos te passen bij het beeld van de verdachte dat door Veilig Thuis wordt geschetst, namelijk dat zij geen empathie heeft voor de problemen en worstelingen van haar kinderen en dat alles wat de kinderen doen wat haar niet zint, in haar beleving tegen haar is gericht.
Uit de bewijsmiddelen leidt de rechtbank verder af dat [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] kampen met psychische klachten, in het bijzonder een posttraumatische stressstoornis (PTSS), en dat beiden daarvoor behandeling ondergaan. Ook leidt de rechtbank uit de bewijsmiddelen af dat die klachten het gevolg zijn van het gedrag van de verdachte, dat hiervoor is benoemd. De rechtbank betrekt daarbij dat zij het een feit van algemene bekendheid acht dat tot de basisbehoeften van kinderen, naast lichamelijke behoeften, ook behoefte aan affectie, veiligheid, erkenning en bevestiging behoren. Wordt in deze behoeften – structureel – niet voorzien door een ouder of opvoeder, dan is de kans reëel dat dit de geestelijke gezondheid van het kind schaadt. In zoverre is dan sprake van kindermishandeling. Illustratief daarvoor is dat het Nederlands Jeugdinstituut (NJi) “psychische of emotionele mishandeling” expliciet benoemt als vorm van kindermishandeling. [6] Volgens het NJi is daarvan sprake wanneer ouders of andere opvoeders met hun houding en gedrag “afwijzing en vijandigheid uitstralen tegenover het kind”. Het NJi noemt als voorbeelden onder meer uitschelden, manipuleren, kleineren, bang maken en uitsluiten. Volgens het NJi heeft emotionele mishandeling grote gevolgen voor het welzijn en de ontwikkeling van het kind op de lange termijn. Kinderen die met emotionele mishandeling te maken hebben gehad, kunnen daar tot in hun volwassenheid last van hebben. Zij hebben bijvoorbeeld last van een verhoogd stressniveau of zelfs een posttraumatische stressstoornis, een depressie of een angststoornis, aldus het NJi. Ook de Rijksoverheid benoemt “emotionele of geestelijke mishandeling” en “emotionele of geestelijke verwaarlozing” in haar voorlichting als vorm van kindermishandeling. [7] Volgens deze voorlichting is van dergelijke mishandeling bijvoorbeeld sprake als een volwassene een kind regelmatig uitscheldt, vernedert of het kind opzettelijk bang maakt. Van dergelijke verwaarlozing is bijvoorbeeld sprake bij een doorlopend tekort aan positieve aandacht voor het kind, omdat ieder kind recht heeft op “liefde, warmte, geborgenheid van ouders of verzorgers”.
Concluderend kan het gedrag van de verdachte worden aangemerkt als benadeling van de geestelijke gezondheid van [slachtoffer 1] en [slachtoffer 2] .
Had de verdachte opzet op benadeling van de geestelijke gezondheid?
Door de raadsman is betoogd dat de verdachte geen opzet had op de hiervoor genoemde gedragingen. Daartoe heeft de raadsman erop gewezen dat de verdachte zelf is opgegroeid in een gezin waar haar nooit affectie werd getoond en waar ook fysieke uitingen van liefde niet voorkwamen, waardoor zij zelf moeite zou hebben om affectie te tonen en fysieke uitingen van liefde te geven. Voor zover de verdachte op enig moment de ten laste gelegde uitlatingen zou hebben gedaan jegens haar dochters, was dat uit onmacht en omdat zij haar zelfbeheersing verloor, aldus de raadsman. De rechtbank volgt de raadsman niet in dit betoog. In de eerste plaats is daartoe van belang dat het gedrag van de verdachte, zoals hiervoor al is overwogen, niet incidenteel was, maar structureel en gedurende een lange periode. In de tweede plaats is daartoe van belang, zoals eveneens hiervoor is overwogen, dat het een feit van algemene bekendheid is dat kinderen behoefte hebben aan affectie, veiligheid, erkenning en bevestiging en dat, als daarin structureel niet wordt voorzien, er een aanmerkelijke kans bestaat op de benadeling van de geestelijke gezondheid van het kind. De verdachte moet zich hiervan dus ook bewust zijn geweest. Door haar gedrag heeft de verdachte deze aanmerkelijke kans bewust aanvaard. Dat geldt te meer aangezien de verdachte in de loop der jaren herhaaldelijk door bij het gezin betrokken instanties is gewezen op haar gedrag en de potentiële gevolgen daarvan voor haar kinderen. Toch is zij doorgegaan met haar gedrag. Weliswaar heeft zij op meerdere momenten hulpverlening aanvaard, maar telkens is die hulpverlening voortijdig door haar beëindigd, zonder dat de gestelde doelen werden behaald.
5.6.
De bewezenverklaring
De rechtbank verklaart ten laste van de verdachte bewezen dat:
1.
zij in de periode van 22 juni 2004 tot en met 8 december 2020 te Lekkerkerk, gemeente Nederlek en/of Lekkerkerk, gemeente Krimpenerwaard en/of Schoonhoven, gemeente Krimpenerwaard, in elk geval in Nederland, haar kind, te weten [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2004), opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet, meermalen, die [slachtoffer 1] :
- gekleineerd en/of denigrerend toegesproken door haar de woorden toe te voegen ‘je bent niets waard’, ‘je verpest onze levens’, ‘je bent de schuld van alles’, ‘je bent geen goede dochter’, ‘je bent dom’, ‘je bent niks waard’ en/of ‘je bent niet gewenst’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking, en
- genegeerd en fysiek geen affectie
getoond,
waardoor de geestelijke gezondheid van die [slachtoffer 1] is benadeeld;
2.
zij op in de periode van 1 januari 2006 tot en met 1 februari 2011 te Nieuw-Lekkerland en/of te Lekkerkerk, gemeente Nederlek, in elk geval in Nederland, haar kind, te weten [slachtoffer 2] ( [geboortedatum] 1993), opzettelijk heeft mishandeld, immers heeft zij, verdachte, met dat opzet, meermalen, die [slachtoffer 2] :
- gekleineerd en/of denigrerend toegesproken, door haar de woorden toe te voegen ‘je bent niets waard’, ‘we houden het niet vol met jou’, ‘geestelijk gestoorde puber’ en/of ‘rotkind’, althans woorden van gelijke aard en/of strekking en
- genegeerd en fysiek geen affectie
getoond,
waardoor de geestelijke gezondheid van die [slachtoffer 2] is benadeeld.
Voor zover in de tenlastelegging type- en taalfouten voorkomen, zijn deze in de bewezenverklaring verbeterd en gecursiveerd weergegeven, zonder dat de verdachte daardoor in de verdediging is geschaad.

6.De strafbaarheid van het bewezen verklaarde

Het bewezen verklaarde is volgens de wet strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die de strafbaarheid van de feiten uitsluiten.

7.De strafbaarheid van de verdachte

De verdachte is eveneens strafbaar, omdat er geen feiten of omstandigheden aannemelijk zijn geworden die haar strafbaarheid uitsluiten.

8.De strafoplegging

8.1.
De vordering van de officier van justitie
De officier van justitie heeft gevorderd dat de verdachte wordt veroordeeld tot een taakstraf van 180 uren, subsidiair 90 dagen hechtenis, met aftrek van de tijd in verzekering doorgebracht (naar rato van twee uren per dag), waarvan 60 uren voorwaardelijk, met een proeftijd van twee jaren met als bijzondere voorwaarde een contactverbod met [slachtoffer 2] , waarbij gereguleerd contact mogelijk moet zijn, door de reclassering nader te bepalen.
8.2.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft (subsidiair) een strafmaatverweer gevoerd.
8.3.
Het oordeel van de rechtbank
Na te melden straf is in overeenstemming met de ernst van de gepleegde feiten, de omstandigheden waaronder deze zijn begaan en gegrond op de persoon en de persoonlijke omstandigheden van de verdachte, zoals daarvan tijdens het onderzoek op de terechtzitting is gebleken. De rechtbank neemt hierbij in het bijzonder het volgende in aanmerking.
De verdachte heeft twee van haar destijds minderjarige dochters langdurig psychisch mishandeld. Dit bestond uit het onthouden van fysieke affectie, negeren en kleinerend en denigrerend toespreken. Beide dochters hebben indringend verklaard over wat het gedrag van de verdachte met hen heeft gedaan. Zo heeft [slachtoffer 2] verklaard over een gevoel van hopeloosheid, van constant moeten strijden om liefde en aandacht van haar moeder, die niet kwam, en de teleurstelling die daarop volgde. Een gevoel dat zij niets waard was, dat zij alles verkeerd deed, dat zij een “rotkind” was. [slachtoffer 1] heeft verklaard over verdriet, over een gevoel dat het nooit goed genoeg was wat zij deed, het gevoel dat zij gefaald had. Uit het dossier blijkt dat beide dochters kampen met psychische klachten, waarvoor zij behandeld worden.
De rechtbank neemt in aanmerking dat het gedrag van de verdachte – in ieder geval ten dele – lijkt te zijn voorgekomen uit zogeheten pedagogische onmacht. De diverse bij het gezin betrokken instanties hebben hierover gerapporteerd. Dit lijkt samen te hangen met de belaste jeugd van de verdachte, waarover zij ook zelf ter terechtzitting heeft verklaard. Wat zij zelf in haar jeugd heeft gemist aan affectie, heeft zij ook niet kunnen doorgeven aan haar eigen kinderen. Dit kan als enigszins straf verlagend worden beschouwd, maar ontslaat de verdachte niet geheel van haar verantwoordelijkheid. De verdachte is immers herhaaldelijk gewezen op haar gedrag en de potentiële schadelijke gevolgen daarvan voor haar kinderen, maar geboden hulpverlening heeft zij steeds voortijdig beëindigd, zonder dat de gestelde doelen werden behaald.
Uit het strafblad van de verdachte blijkt dat zij niet eerder is veroordeeld voor strafbare feiten.
De rechtbank heeft acht geslagen op het reclasseringsadvies van 2 november 2022. Daarin is opgenomen dat de verdachte geen (direct) contact meer heeft met vier van haar dochters. Met een vijfde dochter is het contact inmiddels hersteld. Met haar overige vier kinderen heeft de verdachte wel contact. De reclassering stelt dat er geen acuut risico is, omdat de kinderen van de verdachte inmiddels allemaal volwassen zijn en het ouderlijk huis (op één na) hebben verlaten. Ook zou de verdachte voldoende hulpverlening ontvangen van Algemeen Maatschappelijk Werk Stichting Kwadraad (gericht op ‘ondersteuning en een uitlaatklep voor haar verhaal’). De reclassering adviseert gelet hierop geen (verplicht) reclasseringscontact aan de verdachte op te leggen.
De rechtbank acht, alles overwegende, een taakstraf van na te melden duur passend en geboden. De rechtbank ziet, mede gelet op het reclasseringsadvies en omdat de kinderen van de verdachte inmiddels volwassen zijn, geen reden om een deel hiervan voorwaardelijk op te leggen. De rechtbank ziet evenmin voldoende redenen tot het opleggen van een contactverbod. De taakstraf is lager dan de door de officier van justitie gevorderde, omdat de rechtbank, zoals hiervoor overwogen, minder bewezen acht dan de officier van justitie.

9.De vordering van de benadeelde partij

9.1.
De vordering
[slachtoffer 2] heeft zich als benadeelde partij gevoegd in het strafproces en vordert een schadevergoeding van € 14.969,00, te vermeerderen met de wettelijke rente. Dit bedrag bestaat uit € 7.469,00 aan materiële schade, opgebouwd uit de volgende posten:
- eigen risico ziektekostenverzekering 2011-2022 à € 2.830,00;
- daggeld verblijf kliniek à € 960,00;
- vergoeding huishoudelijke ondersteuning à € 736,00;
- verlies inkomen vanaf 22 februari 2022 à 2.943,00.
Voorts bestaat dit bedrag uit € 7.500,00 aan immateriële schade.
9.2.
Het standpunt van de officier van justitie
De officier van justitie heeft geconcludeerd tot toewijzing van de vordering van de benadeelde partij, te vermeerderen met de wettelijke rente daarover vanaf 22 juni 2011. Voorts heeft de officier van justitie gevorderd de schadevergoedingsmaatregel op te leggen.
9.3.
Het standpunt van de verdediging
De raadsman heeft zich op het standpunt gesteld dat de vordering te complex is voor behandeling in het strafgeding. De benadeelde partij moet daarom niet-ontvankelijk worden verklaard in deze vordering, aldus de raadsman. Subsidiair heeft de raadsman gesteld dat het gevorderde bedrag aan immateriële schade te hoog is, zodat dit, in geval van toewijzing, dient te worden gematigd.
9.4.
Het oordeel van de rechtbank
Voor zover de vordering betrekking heeft op de post inkomstensverlies, zal de rechtbank de benadeelde partij niet-ontvankelijk verklaren in de vordering. Dit deel van de vordering is namens de verdachte betwist en door de benadeelde partij onvoldoende onderbouwd. Uit de ter onderbouwing ingebrachte stukken blijkt onvoldoende in hoeverre het inkomstenverlies samenhangt met (de gevolgen van) het onder 2 bewezen verklaarde feit. De benadeelde partij de gelegenheid geven voor een nadere onderbouwing van dit deel van de vordering zou een onevenredige belasting van het strafgeding opleveren. De benadeelde partij kan dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter aanbrengen.
Voor zover de vordering betrekking heeft op de posten eigen risico ziektekostenverzekering, daggeld verblijf kliniek en huishoudelijke ondersteuning, is deze voldoende onderbouwd. Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting worden vastgesteld dat de benadeelde partij deze schade rechtstreeks heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit. Uit de ter onderbouwing ingebrachte stukken blijkt immers dat de benadeelde partij ziektekosten heeft gemaakt die verband houden met de psychische klachten die het gevolg zijn van het onder 2 bewezen verklaarde feit, welke kosten ten minste het eigen risico beliepen. Verder blijkt dat de benadeelde partij van 23 juli tot 21 september 2021 opgenomen is geweest in een kliniek ter behandeling van psychische klachten die het gevolg zijn van het onder 2 bewezen verklaarde feit.
Op grond van het dossier en het onderzoek ter terechtzitting kan worden vastgesteld dat de benadeelde partij rechtstreeks immateriële schade heeft geleden door het onder 2 bewezen verklaarde feit. Mede gelet op wat namens de benadeelde partij ter toelichting op haar vordering is aangevoerd, zal de rechtbank de geleden immateriële schade naar billijkheid vaststellen op een bedrag van € 3.000,00. Daarbij neemt de rechtbank in aanmerking dat de benadeelde partij is gediagnostiseerd met PTSS, dat zij lijdt aan verlatingsangst en depressieve klachten, dat zij last heeft van herbelevingen en dat zij daarvoor behandeling heeft ondergaan in de vorm van EMDR, CGT en psychotherapie. Voor het overige zal de rechtbank de vordering afwijzen.
De rechtbank zal – gelet op het voorgaande – de vordering toewijzen tot een bedrag van € 7.526,00, bestaande uit € 4.526,00 aan materiële schade en € 3.000,00 aan immateriële schade.
Met betrekking tot de immateriële schade zal de rechtbank de wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van 1 februari 2011, zijnde de datum waarop de benadeelde partij uit huis is gegaan.
Met betrekking tot de posten daggeld kliniek en vergoeding huishoudelijke hulp van de materiële schade, samen totaal € 1.696,00, zal de rechtbank de wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van 21 september 2021, omdat vast is komen te staan dat de betreffende kosten op die datum zijn gemaakt.
Met betrekking tot de post eigen risico ziektekostenverzekering, een bedrag groot € 2.830,00, zal de rechtbank de wettelijke rente daarover toewijzen met ingang van 1 januari 2017. Deze datum ligt in het midden van de jaren waarvan vergoeding van het eigen risico wordt gevorderd.
Proceskostenveroordeling verdachte
Aangezien de vordering gedeeltelijk wordt toegewezen, zal de verdachte worden veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij tot aan deze uitspraak in verband met de vordering heeft gemaakt. De rechtbank begroot deze kosten tot op heden op nihil. Daarnaast wordt de verdachte veroordeeld in de kosten die de benadeelde partij voor de tenuitvoerlegging van deze uitspraak nog moet maken.
Schadevergoedingsmaatregel
De verdachte zal voor het onder 2 bewezen verklaarde strafbare feit worden veroordeeld en zij is daarom tegenover de benadeelde partij aansprakelijk voor schade die door dit feit aan haar is toegebracht. De rechtbank zal aan de verdachte de verplichting opleggen om aan de Staat te betalen een bedrag van € 7.526,00, te vermeerderen met de wettelijke rente zoals hiervoor overwogen, ten behoeve van [slachtoffer 2] .

10.De toepasselijke wetsartikelen

De op te leggen straf en maatregel zijn gegrond op de artikelen 9, 22c, 22d, 36f, 57, 300 en 304 van het Wetboek van Strafrecht.
Deze voorschriften zijn toegepast, zoals zij ten tijde van het bewezen verklaarde rechtens golden dan wel ten tijde van deze uitspraak rechtens gelden.

11.De beslissing

De rechtbank:
verklaart de officier van justitie niet-ontvankelijk in de vervolging van de verdachte voor de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten, voor zover die zien op het toebrengen van pijn en letsel vóór 1 januari 2008;
verklaart wettig en overtuigend bewezen dat de verdachte de onder 1 primair en onder 2 ten laste gelegde feiten heeft begaan, zoals hierboven onder 5.6 bewezen is verklaard, en dat het bewezen verklaarde uitmaakt:
ten aanzien van feit 1:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind;
ten aanzien van feit 2:
mishandeling, terwijl de schuldige het misdrijf begaat tegen zijn kind;
verklaart het bewezen verklaarde en de verdachte daarvoor strafbaar;
verklaart niet bewezen hetgeen aan de verdachte meer of anders is ten laste gelegd dan hierboven is bewezen verklaard en spreekt de verdachte daarvan vrij;
veroordeelt de verdachte tot:
een taakstraf voor de tijd van 100 (honderd) uren;
beveelt, voor het geval dat de veroordeelde de taakstraf niet naar behoren verricht, dat vervangende hechtenis zal worden toegepast voor de tijd van
50 (vijftig) dagen;
beveelt dat de tijd, door de veroordeelde vóór de tenuitvoerlegging van deze uitspraak in verzekering en voorlopige hechtenis doorgebracht, bij de tenuitvoerlegging van de taakstraf geheel in mindering zal worden gebracht, voor zover die tijd niet reeds op een andere straf in mindering is gebracht;
bepaalt de maatstaf volgens welke de aftrek overeenkomstig artikel 27 van het Wetboek van Strafrecht zal geschieden op twee uren per dag.
wijst de vordering tot schadevergoeding van de benadeelde partij [slachtoffer 2] toe tot een bedrag van € 7.526,00 en veroordeelt de verdachte om dit bedrag, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.000,00 vanaf 1 februari 2011, over een bedrag van € 1.696,00 vanaf 21 september 2021 en over een bedrag van € 2.830,00 vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag waarop dit bedrag is betaald, te betalen aan [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat de benadeelde partij niet-ontvankelijk is in de vordering tot schadevergoeding voor zover die ziet op de post inkomstenverlies en dat de benadeelde partij dit deel van de vordering slechts bij de burgerlijke rechter kan aanbrengen;
wijst de vordering van de benadeelde partij voor het overige af;
veroordeelt de verdachte tevens in de proceskosten van de benadeelde partij, begroot op nihil, en de kosten die ten behoeve van de tenuitvoerlegging nog gemaakt moeten worden;
legt aan de verdachte de verplichting op tot betaling aan de Staat van een bedrag van € 7.526,00, vermeerderd met de wettelijke rente over een bedrag van € 3.000,00 vanaf 1 februari 2011, over een bedrag van € 1.696,00 vanaf 21 september 2021 en over een bedrag van € 2.830,00 vanaf 1 januari 2017 tot aan de dag dat dit bedrag is betaald, ten behoeve van [slachtoffer 2] ;
bepaalt dat, als de verdachte niet het volledige bedrag betaalt en/of niet het volledige bedrag op haar kan worden verhaald, gijzeling zal worden toegepast voor de duur van (in totaal) 72 dagen, waarbij het toepassen van gijzeling de verdachte niet ontslaat van haar betalingsverplichting aan de Staat;
bepaalt dat als de verdachte de toegewezen schadevergoeding deels of geheel aan de benadeelde partij heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel te betalen aan de Staat en dat als de verdachte het toegewezen bedrag deels of geheel aan de Staat heeft betaald, de verdachte niet verplicht is om dat deel aan de benadeelde partij te betalen.
Dit vonnis is gewezen door
mr. B.W. Mulder, voorzitter,
mr. V.J. de Haan, rechter,
mr. F. Bouman, rechter,
in tegenwoordigheid van mr. J.M. Molenaar, griffier,
en uitgesproken ter openbare terechtzitting van deze rechtbank van 1 februari 2023.
Bijlage: bewijsmiddelen.
Wanneer hierna wordt verwezen naar een proces-verbaal, wordt - tenzij anders vermeld - bedoeld een ambtsedig proces-verbaal, opgemaakt in de wettelijke vorm door (een) daartoe bevoegde opsporingsambtena(a)r(en). Wanneer hierna wordt verwezen naar dossierpagina’s, betreft dit de pagina’s van het proces-verbaal met het nummer PL1500- [nummer] , van de politie eenheid Den Haag, dienst regionale recherche, afdeling thematische opsporing, team zeden, met bijlagen (doorgenummerd pagina 1 t/m 420).
1. Het proces-verbaal van verhoor getuige [slachtoffer 1] ( [geboortedatum] 2004), opgemaakt op 8 juli 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 64-78):
[pagina 69] V: Ondernam je wel eens dingen met je moeder? A: Ik ging wel kleding kopen met mijn moeder en zo, de moeder dingen. Maar het was nooit gezellig. V: Hoe kwam het dan dat het niet gezellig was, waar lag dat aan? A: Omdat ik van alles fout deed. V: Had je het idee dat je van alles fout deed of werd dat tegen je gezegd? A: Het werd heel vaak tegen mij gezegd en daardoor krijg je het idee dat je eigenlijk altijd van alles fout doet. Ik kreeg het idee dat het nooit goed genoeg was wat ik deed.
[pagina 70] V: Wat is de minst fijne herinnering aan je moeder? A: In november 2020 ben ik een keer ‘s avonds thuisgekomen. Toen hebben we denk ik wel 20 minuten tegen elkaar geschreeuwd. Ik vroeg haar toen of ze überhaupt wel van me hield en daar heeft ze me geen antwoord op gegeven. V: Is ze daar later nog een keer op terug gekomen? A: Nee. Ik ben daarna volgens mij een week ofzo genegeerd door mijn ouders. V: Waar ging die ruzie over? A: Dat ik mijn eigen ding doe en nooit naar ze luister.
Dan willen we het ook graag hebben over je opvoeding, dus de manier waarop jouw ouders je normen en waarden hebben meegeven en begeleid hebben in je proces naar een zelfstandige volwassen vrouw. V: Kun je aan ons uitleggen hoe jij dat hebt ervaren. A: Ik heb niet echt het gevoel dat mijn ouders daaraan mee geholpen hebben. Ik ben vroeg gaan werken en daardoor ben ik volwassen geworden en merkte hoe het contact met anderen ook zou kunnen zijn. Ik zag dat het bij anderen thuis er anders aan toe ging dan bij mij.
V: Wat was het precieze verschil? A: Dat anderen aan mij vroegen hoe mijn dag geweest was en hoe het op werk was. Interesse in mij. V: Hoe deden jouw ouders dat dan? A: Niet, helemaal niks.
[ [pagina 71] V: In november 2020 ben je naar je huisarts gegaan en aan hem heb je het een en ander verteld over je thuissituatie. Psychisch/fysiek geweld. V: In onder meer de rapportage van de RvdK (blz. 6) en het dossieronderzoek van VT (blz. 1) staat dat je aan de huisarts verteld hebt dat je door je ouders gekleineerd werd. Kun je uitleggen wat je met kleineren bedoelt? A: Dat ze me nooit genoeg vonden. Ze vonden me lui, terwijl ik wel 4 dagen in de week werk. Maar ik moest dan ook wel de auto wassen en in plaats van een bedankje kreeg ik alleen te horen: je bent dit vergeten of dat vergeten. Vooral mijn moeder deed dit bij mij. V: Hoe voelde jij je als ze dit tegen je zei? A: heel verdrietig, maar op een gegeven moment wende het wel als ze het zei. V: Is het echt wennen of meer de verwachting? A: Nou inderdaad je verwacht het omdat het altijd zo gaat. Dus op die manier went het wel en doet het je op een gegeven moment niet zo veel meer. En daarom ben ik op een gegeven moment ook niet meer aan dingen begonnen omdat ik wist dat ze er toch een opmerking over zou hebben.
[ [pagina 72] In datzelfde verslag staat omschreven: Er wordt haar gezegd dat ze niets waard is, dat zij hun levens verpest en dat zij de schuld van alles heeft. V: Je zou niets waard zijn? Hoe ervaar je dat zelf? A: Ik voel me wel wat waard vooral toen ik uit huis ging. Maar mijn moeder heeft bijvoorbeeld nooit antwoord gegeven op de vraag of ze wel van mij hield. V: Je zou hun levens verpesten. Wat bedoelen ze daarmee? A: Dat zeiden ze letterlijk tegen mij. Dat ik de weekenden verpestte. Mijn moeder zei dat ze nog een keer in het ziekenhuis zou komen omdat ze zoveel hoofdpijn van mij kreeg. V: Vind jij dat je de levens van je ouders hebt verpest? A: Nee. Ik heb mijn best gedaan. V: Wat doet het met je als iemand dit tegen je zegt? A: Het voelt wel alsof je gefaald hebt. Je moet dan tegen jezelf blijven dat je weet dat je je best gedaan hebt. Maar alsnog blijven zij dat dan tegen je zeggen, dat je geen goede dochter bent en hun levens verpest hebt. V: Jij zou de schuld van alles zijn. Leg dat eens uit. A: Ook dat zeiden ze tegen mij.
[ [pagina 74] V: Hoe werd bij jullie thuis waardering geuit naar jou? A: Weet ik niet. V: Hoe werd er affectie getoond door je moeder? A: Weet ik eigenlijk ook niet. V: Hoe vaak wordt je geknuffeld door je moeder? A: nooit. V: en toen je klein was? A: Als ik het wilde moest ik er zelf om vragen, en als ik haar dan knuffelde dan zei ze vaak: Ik ben er te moe voor. V: Hoe werd verteld dat je iets goed gedaan had? A: Heb ik eigenlijk nooit gehoord, dus dat weet ik eigenlijk niet. V: Of dat je ouders trots op je waren? A: Nee.
[ [pagina 75] Je bent tijdelijk bij je zus [slachtoffer 2] gaan wonen. Hoe lang heb je bij haar gewoond? A: Van 8 december 2020 tot 8 maart 2021.
[ V: Je hebt verklaard dat er soms niet tegen je gesproken werd. Hoe ging dit? A: Dan kwam ik thuis van werk dan keek men wel naar mij maar er werd niets gezegd. Ook niet als ik zelf wel groette. Ik bedoel dan mijn ouders. Er was vaak dan ook niet voor mij gekookt. V: Wat gebeurde er dan als jij wel een gesprek startte? A: Nee dat deed ik al niet meer omdat ze toch niets zouden zeggen. Ik ging dan vaak meteen naar boven. V: Hoe lang werd er dan niet tegen je gesproken? A: Door mijn ouders wel een week. V: Hoe vaak gebeurde dit? A: Niet zo heel vaak. Maar vaak na een erge ruzie.
[ [pagina 76] V: Je hebt ons net verteld dat je op een gegeven moment hebt gezien en ervaren dat het in andere gezinnen anders was dan bij jou. Je krijgt dan verkering met [naam] . Hoe anders was het bij hem thuis in vergelijking met jouw thuis? A: Bij [naam] vragen zij hoe laat klaar is met werken zodat ze daar rekening mee kunnen houden. Ze vragen hoe zijn dag is geweest. Ze geven elkaar knuffels, en zeggen ook aan elkaar: ik hou van jou en dat soort dingen. V: Toen je dat voor het eerst zag, wat voor gevoel gaf jou dat? A: ik voelde me heel ongemakkelijk. V: Waarom? A: Omdat ik het niet gewend was te zien. Ja, ik was er ook jaloers op. Ik was voor hem natuurlijk blij dat hij dit had. Ik kende dit niet en wilde dit ook graag hebben. En ook als ik van hen weer naar huis ging, dan was al dat fijne gevoel ook weer weg.
2. Een geschrift, te weten een Rapportage Raadsonderzoek [slachtoffer 1] , opgesteld door [deskundige] , werkzaam bij de Raad voor de Kinderbescherming, gedateerd 30 maart 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 95-97):
[pagina 95] Bron: [deskundige] , preventief jeugdbeschermer van Jeugdbescherming west, telefonisch gesprek van 18 februari 2021 en aanvulling van 12 maart 2021. De grootste zorg van [deskundige] op dit moment is de geestelijke gezondheid van [slachtoffer 1] . [slachtoffer 1] is gediagnosticeerd met PTSS en deze klachten worden steeds erger. Het vermoeden van [deskundige] is dat dit komt doordat zij nu enige opluchting ervaart en er zicht is op perspectief. [slachtoffer 1] heeft hulp bij Eleos voor haar PTSS-klachten in de vorm van GGZ behandeling.
[pagina 97] Op basis van informatie verkregen bij de intake is bepaald of [slachtoffer 1] voldoende kenmerken vertoont voor het vaststellen van een posttraumatische stressstoornis. Dit was het geval. Qua behandeling wordt er ingezet op het verminderen van stressklachten, waarbij in de gesprekken wordt ingestoken vanuit de cognitieve gedragstherapie. Daarnaast gaat zij binnenkort starten met EMDR. (…) [slachtoffer 1] is door Eleos gediagnosticeerd met PTSS en ervaart op dit moment forse lichamelijke klachten hierdoor. Zij is hierdoor niet in staat te werken en zich te richten op haar opleiding.
3. Het proces-verbaal van verhoor getuige [getuige 1] ( [geboortedatum] 1986), opgemaakt op 26 oktober 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 153-167):
[ [pagina 159] V: Hoe kun je je moeder als moeder omschrijven? A: Zij voelde zich slachtoffer in haar rol als moeder. Zij had eigenlijk niet zoveel kinderen [gewild; toevoeging rechtbank] en dat dit wel zo was vond ze vooral heel zielig voor zichzelf.
[ [pagina 162-163] V: Juni 2004 is [slachtoffer 1] geboren, jij was dus 17 jaar toen je zusje werd geboren. Wat kun je je daarvan herinneren? A: Ik weet ook nog heel goed dat mijn moeder helemaal niet zwanger wilde zijn. V: Wie zorgde voornamelijk voor [slachtoffer 1] ? A: Volgens mij deden we dat allemaal wel. Mijn moeder deed niet veel met haar. Ze werd in haar bedje gelegd, er werd een fles in haar mond gedaan met een handdoekje eronder. De zorg voor [slachtoffer 1] ging eigenlijk bedrijfsmatig, zonder liefde. V: Wat kun je je herinneren over de band tussen [slachtoffer 1] en jullie moeder? A: Een gespannen band. [slachtoffer 1] had altijd een gespannen koppie. Ze was angstig, bang om het niet goed te doen.
[ [pagina 164] V: Wat heb jij meegemaakt van dat [slachtoffer 1] (psychisch) is mishandeld? A: Geen hechting, je bent niet gewenst, dat uit zich in opmerkingen tot geen contact meer hebben. Er werd gezegd dat ze niks waard is, dat ze dom is, dat ze niet gewenst is. V: Wat heeft [slachtoffer 1] je verteld over de (psychische) mishandeling van [slachtoffer 1] toen jij niet meer thuis woonde? A: Mijn moeder heeft gezegd dat ze zich voor de trein wilde gooien door [slachtoffer 1] : "Door jou gooi ik mezelf nog een keer voor de trein."
4. Het proces-verbaal van verhoor [getuige 2] ( [geboortedatum] 1993), opgemaakt op 26 oktober 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 198-209):
[ [pagina 199] V: Uit de stukken van het AMK heb ik allerlei dingen kunnen lezen. Ik weet bijvoorbeeld dat in 2008 het AMK betrokken raakte bij jullie gezin omdat jouw school een melding had gedaan over dat jij je zorgen maakte over je broer en zussen die nog thuis woonden. V: Waarom maakte jij je zorgen? A: Er was altijd ruzie. Onveilige situatie. Ik voelde me verantwoordelijk voor mijn broers en zusjes. Ik vond dat ze te weinig geborgenheid en liefde kregen.
[ [pagina 200] V: In 2011 ben je het huis uitgegaan en ben je bij de schoonouders van een van je zussen gaan wonen. Tot hoe lang heb je daar gewoond? A: Het was de schoonmoeder van [naam] . [getuige 1] had dat geregeld. Daar heb ik anderhalf jaar gewoond. V: Wat was de reden dat je daar bent gaan wonen? A: De situatie thuis was onveilig. Ze zeiden dat ik het huis uitgeschopt zou worden. Ze zeiden dat ze het niet volhielden met mij. Mijn moeder zei op een gegeven moment dat het misschien beter was dat ik weg ging. Zij vonden mij een geestelijk gestoorde puber. Het lastige was dat ik niet wist wat ik goed deed. Als ik beneden zat dan moest ik naar boven om mijn kamer op te ruimen. Als ik boven zat omdat ik het beneden niet fijn vond, dan kreeg ik te horen dat ik nooit beneden zat. Alles was fout.
[ [pagina 202] V: Omschrijf je moeder eens, wat voor persoon is je moeder? A: Emotioneel, onzekere vrouw, jaloers, misgunnend, chaotisch, gestrest, negatief, manipulerend, onberekenbaar. V: Omschrijf de band met je moeder eens? A: Was er niet. Was niet goed. V: Hoe kan je je moeder als moeder omschrijven? A: Ze zorgde dat we genoeg eten kregen en ze kocht veel kleding voor mij. Dat was ook weer een escalatie wat er daarna kwam. Ze zei dat ik haar geen goede moeder vond omdat ik de kleding niet leuk vond. Ik vond haar niet zorgzaam. Ik probeerde wel eens een gesprek met haar aan te gaan, maar dan luisterde ze maar half. Dan werd ik echt kwaad. Ze zorgde dat je in leven bleef. Ik wist nooit waar ik goed aan deed. Als ik iets deed werd er juist iets anders van mij verwacht.
[ [pagina 203] V: Hoe uitte zich dat? Of in andere woorden wat gebeurde er als je moeder ergens streng in was, wat deed zij dan? A: Ze ging vaak huilen. Ze zei vaak: "Zoek het allemaal maar uit. Doe maar wat je wil. Je luistert toch niet". Maar heel vaak huilen. V: Vond je dat erg om dat te zien? A: In het begin vond ik dat natuurlijk wel moeilijk. Ik had altijd al zoveel schuldgevoel; als je geen goed kind bent volgens je ouders. Dus op een gegeven moment wist ik wel weer wanneer de krokodillen tranen zouden komen.
[ V: Wat is je minst fijne herinnering aan je moeder toen je nog thuis woonde? A: Dat ze me gedag zei: het was zondagmiddag en ik had dat al gepland dat ik weg zou gaan en toen kwam het moment dat ik zei dat ik weg zou gaan voor een korte tijd. We hadden een voorkamer en zij zat daar te lezen. Ik zei tegen haar rug dat ik voor een korte tijd weg zou gaan. Ze zei: “Je doet het net als [getuige 1] , dus vaarwel.” Ik probeerde het nog een beetje uit te leggen, om een andere reactie te krijgen. Ik heb toen aangegeven dat ik niet meer kon. Mijn moeder vroeg toen nog wel waar ik heen ging. Ik wilde zo graag dat ze zou zeggen dat ik moest blijven en dat we zouden praten, maar dat deed ze niet. Ik had met de hulpverlening afgesproken dat ik niet zou zeggen waar ik heen zou gaan en dat ik na een poosje gewoon weer thuis zou komen als er gesprekken waren geweest, maar die kwamen er niet. Ik was gewoon op. De hele familie negeerde me gewoon en wilde niet met me praten. Ik was gewoon op. Ik moest weg.
[ [pagina 205] V: Wij hebben in het verslag van Veilig Thuis gelezen dat jij nadat je uit huis bent gegaan jij een aantal mails hebt ontvangen van je ouders in de loop der jaren. Wat stond er in deze mails? A: Ik herinner me een mail. Daar stond in: Gefeliciteerd. For ever Wees. Dat is een mail die je nooit meer vergeet. Dat is duidelijke taal. Vanaf die tijd voel ik mij ook wees. V: Van wie kwam die mail? A: We hebben het uitgezocht, want [getuige 1] , [naam] en [naam] hebben dezelfde mail ontvangen. [getuige 1] heeft hem meegenomen. Ze kwamen allemaal van verschillende emailadressen. V: Was het voor jou duidelijk dat het van je ouders kwam. Herkende je de emailadressen? A: Ja.
[ V: Ook hebben wij gelezen in het verslag van Veilig Thuis dat jij, [naam] of [getuige 1] , nadat jullie uit huis zijn gegaan een kaart hebben ontvangen van jullie ouders op een verjaardag. Wat stond er op deze kaart? A: Gefeliciteerd, je bent vanaf nu wees. Ja die heb ik ook ontvangen. Via Facebook heb ik ook wel eens een foto gekregen van hun waarin ze een dagboek hebben gefotografeerd die ze van mij hadden gevonden. Ik had daar bijvoorbeeld gedichten over het geloof in geschreven. Daar had ik mijn houvast. Daar stond dan: De Hemelse Vader en dan hadden zij daar een opmerking bij geschreven. Als je niet met je aardse vader om kan gaan. Ook werden mijn babyfoto's naar mij gebracht door een zus. Ook werd mijn bed op marktplaats gezet. Dat zijn allemaal statements om mij te laten weten dat ze mij niet meer moeten.
[ V: Ik lees in de verslagen van Veilig Thuis dat er PTSS geconstateerd is bij jou. Hoe is dit geconstateerd? A: Een psycholoog in 2015.
[ [pagina 206] V: Hoe was jouw relatie met [slachtoffer 1] ? A: Ik probeerde haar de liefde te geven die zij niet kreeg op het moment dat ik zelf doorhad dat het thuis niet goed ging. V: Kan je je herinneren hoe de band was tussen [slachtoffer 1] en je moeder? A: Nee, niet goed. [slachtoffer 1] was een angstig meisje. Ik denk dat mijn moeder [slachtoffer 1] meer als een last zag. V: Op welke manier toonde je moeder affectie naar [slachtoffer 1] toe? A: Nee ik kan niet heugen dat [slachtoffer 1] op haar schoot heeft gezeten bijvoorbeeld. Ze was volgens mij 4 toen ik wegging. V: [slachtoffer 1] heeft gezegd wat haar is overkomen toen ze thuis woonde. Herken jij dat? A: Ja. V: Wat herken jij daarvan? A: De hopeloosheid dat je het nooit goed doet. Het constant strijden om de aandacht en de liefde die dan niet kwam en de teleurstelling die je dan ervaart. Nooit het gevoel gehad hebben dat je iets waard bent en dat ook horen van je ouders. Ze verwachten dat je het goed doet, maar hoe je dat moest doen vertelde ze niet. Het alleen voelen en dat je soms uit het niets alles verkeerd kon doen. De twijfel of het dan toch niet aan jezelf lag, dat je een rotkind was.
[ [pagina 207] Maar ik was niet tegen mijn ouders, maar zo voelen zij dat wel. Ik wilde gewoon dat het voor de andere kinderen veilig was in huis. Ik probeerde mijn jongere broer en zusjes te beschermen en ik heb het gevoel gehad, toen ik uit huis ging dat ze ik ze heb achtergelaten en dat voelde niet goed.
[ [pagina 208] A: Ik denk dat mijn moeder wel slachtoffer is van iets en dat daar iets is ontwikkeld. Maar ze moeten zeker verantwoordelijkheid nemen voor wat ze doen. Hulp zoeken of wat dan ook. Het is niet leuk, maar ja.
5. Een geschrift, te weten een ontslagbrief van Behandelcentrum de Fontein (met betrekking tot [slachtoffer 2] ), gedateerd 12 augustus 2021, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 211):
Eerdere hulpverlening
2007-2010: Faalangst, problemen thuis wv CGT bij kwadraad
2011 Stemmingsklachten, verlatingsangst (gerelateerd aan ouderlijk huis) wv CGT bij Fortagroep
2014 Depressieve klachten wv CGT bij psycho informa groep
2014-2018: PTSS, verlatingsangst, depressieve klachten wv EMDR, CGT en psychotherapie bij de Hoop.
6. Een geschrift, te weten een (tussen)evaluatieverslag van de behandeling, gedateerd 10 november 2011, opgesteld door [deskundige] (psycholoog) en [deskundige] (GZ-psycholoog), voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 219):
[slachtoffer 2] is bij ons in behandeling sinds 09-03-2011. Ze werd door haar huisarts, [deskundige] , naar de FortaGroep verwezen in verband met stemmingsklachten en verlatingsangst ten aanzien van haar vriend. Zij geeft zelf aan dat deze klachten vooral te maken hebben met haar jeugd en (oorspronkelijke) gezinssituatie. Sinds drie maanden is ze uit haar ouderlijk huis weg, haar ouders willen haar niet meer zien en weigeren contact tussen [slachtoffer 2] en haar jongere broer en zusjes. [slachtoffer 2] voel zich buitengesloten en niet geaccepteerd door haar ouders. Ze wil hier graag met een professional over praten. Inmiddels heeft [slachtoffer 2] samen met haar zussen een AMK traject ingeschakeld voor haar jongere broer en zusjes.
De klachten imponeren als reactieve stemmingsproblemen en verlatingsangst bij een jonge vrouw van 17 jaar die na een bijzonder problematische thuissituatie de keuze heeft gemaakt om elders te gaan wonen en graag haar leven op wil bouwen. Aanpassing aan deze nieuwe situatie en verwerking van de afgelopen periode staan voorop. In situaties waar [slachtoffer 2] iets ziet dat haar aan haar zusjes doet denken kan zij erg somber en verdrietig worden. Ze mist haar zusjes en maakt zich zorgen om hun welzijn. Deze zorgen lijken realistisch en terecht.
7. Een geschrift, te weten een verzoek tot onderzoek door de Raad voor de Kinderbescherming, opgesteld door het Advies- en Meldpunt Kindermishandeling, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 237-238):
Verslag van het gesprek van 17 maart 2011 met [naam] , [naam] , [getuige 1] , [slachtoffer 2] (de aanvullingen van de dochters zijn bijgevoegd). We spreken [naam] , [naam] , [getuige 1] en [slachtoffer 2] in het huis van [naam] . Het gesprek is bij tijden emotioneel. De dochters vertellen dat zij sinds 2 jaar goed contact hebben. Toen zij nog thuis woonden was er in feite geen onderlinge band. De dochters omschrijven hun periode thuis als kil en liefdeloos, waarin de kinderen bijna voortdurend door moeder gediskwalificeerd worden. Dit wordt erger als de kinderen in de puberteit komen. Vader treedt hier niet tegenop. Moeder presenteert zich naar de buitenwereld als een goede moeder. De dochters hebben geen liefde van beide ouders ervaren en hebben constant het gevoel gehad (en hebben dit gevoel nog steeds) niet goed genoeg te zijn. De dochters voelen zich vaak gekleineerd en afgewezen. Ouders geven herhaaldelijk aan dat hun kinderen niets waard zijn. Er waren (en zijn) continu spanningen in het gezin. Er heerst een grote negativiteit en er wordt regelmatig gescholden op de kinderen. De kinderen moeten zeer regelmatig helpen in het huishouden. Dit was het enige moment waarop zij enige waardering konden krijgen, maar vaak volgen er aanmerkingen op hun inspanningen. Dit gebeurde bij alle kinderen, maar het meest bij [naam] . Er is thuis geen sprake van lichamelijk contact en warmte. Zo geeft moeder de kinderen, als ze baby zijn, niet de fles op schoot: moeder geeft ze de fles terwijl zij in de wieg liggen. De fles wordt gesteund door een opgerolde handdoek, terwijl moeder iets anders doet, zoals het vouwen van de was. Als reden hiervoor geeft moeder aan dat de kinderen dit zelf het prettigst vinden en op die manier het meeste drinken. Er wordt niet geknuffeld en gekust. De kinderen zitten nooit op schoot. De kinderen geven allemaal aan nu moeite te hebben met lichamelijk contact met anderen.
[pagina 238] Alle vier de dochters geven aan grote psychische klachten te ervaren vanwege de nare ervaringen in hun kindertijd en hier hulp voor te hebben.
8. Een geschrift, te weten een verzoek tot bespreking / melding Jeugdbeschermingstafel, opgesteld door Veilig Thuis Hollands Midden op 30 december 2020, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 32-37):
[pagina 32] Samenvatting AMK onderzoek analyse: Binnen het gezin is sprake van jarenlang ernstig verstoorde communicatie. Ouders praten en denken alleen in extremen (je bent voor of tegen): de kinderen die uit huis zijn gegaan zijn alleen maar slecht. Ouders zijn op geen enkele manier in staat om iets positiefs over deze kinderen te benoemen. Beide ouders nemen niet de verantwoordelijkheid om de nog thuiswonende kinderen te beschermen tegen de spanningen die de AMK melding oproept. De kinderen worden betrokken in de woede van ouders op de oudere kinderen. Ouders leggen de oorzaak van de problemen buiten zichzelf. Moeder heeft hoge verwachtingen van de kinderen op sociaal emotioneel en op praktisch gebied, maar is zelf niet in staat een liefdevolle opvoeding te bieden.
[pagina 33] Raadsonderzoek en advies aug 2011: Raad ziet veel zorgpunten. Zorgen zijn oa: Gevaar lopen van emotionele ontwikkeling van de kinderen:
- gesloten gezinssysteem, wordt niet over gevoelens gesproken
- feit dat er geen contact is tussen oudere zussen en zussen die nog thuis wonen
- ouders die de niet meer thuis wonende kinderen niet meer als eigen kind beschouwen: dit legt druk op de kinderen die nog thuis wonen: wat gebeurt er als ik een andere mening heb dan mijn ouders.
[pagina 34] 2012: 2e melding. Melder: Toegang Bureau Jeugdzorg. Beknopt meldverhaal: hulpverlening komt niet van de grond zoals geadviseerd is door de Raad voor de Kinderbescherming. De zorgen zijn, sinds de melding die het AMK bij de Raad voor de Kinderbescherming heeft gedaan, ongewijzigd en mogelijk is de aard van de mishandeling (te weten psychisch geweld, affectieve/emotionele verwaarlozing, pedagogische verwaarlozing) toegenomen nu er geen hulpverlening op gang is gekomen. Er is bij alle kinderen sprake van psychisch lijden. Alle kinderen laten problemen zien op sociaal-emotioneel en rationeel vlak.
[pagina 35] Ouders komen niet in actie op de situatie te verbeteren en leggen de schuld buiten zichzelf. Hulpverleningsgeschiedenis: Eerdere en huidige hulpverlening: 1. Psycholoog: Moeder heeft na de laatste zwangerschap gesprekken gevoerd met een psycholoog. 2. Ouders hebben gesprekken bij het Algemeen Maatschappelijk Werk (AMW) en het Opvoedbureau ivm opvoedingsondersteuning in de thuissituatie. In 2008 wordt de ondersteuning vanuit het opvoedbureau stopgezet. In 2009 stoppen ouders de gesprekken vanuit het AMW. 3. Naar aanleiding van het vertrek van [slachtoffer 2] uit het gezin in februari 2011, zoeken ouders weer contact met het AMW. Ook de jongste kinderen hebben gesprekken met AMW gehad. Huidige hulpverlening: Op dit moment is AMW betrokken bij het gezin. De door de Raad voor de Kinderbescherming geadviseerde psychologische hulp voor moeder is niet van de grond gekomen. Moeder heeft de hulpverlening vanuit de psychologenpraktijk stopgezet, omdat het volgens moeder niet meer nodig is en het goed gaat. Wat betreft de kinderen hebben ouders geen hulpvraag.
[pagina 36] Conclusie hulpverleningsgeschiedenis
Er kan gesproken worden van structurele onveiligheid in de woon- en opvoedsituatie van [slachtoffer 1] . Materieel is alles aanwezig, de sfeer lijkt echter kil en koud. De kinderen die het huis zijn ‘ontvlucht’ bevinden en bevonden zich allen in dezelfde leeftijdsfase, de pubertijd.
Patroon dat naar voren komt, n.a.v. de meldingen die nu bekend zijn bij Veilig Thuis, is 'je bent als kind in dit gezin voor óf tegen ouders'. Het komt neer op aantrekken en afstoten; ouders willen onvoorwaardelijke liefde van hun kinderen ontvangen, terwijl zij aangeven zelf als kind nooit liefde te hebben ontvangen. De kinderen geven liefde, het lijkt alleen nooit goed genoeg te zijn.
Er blijkt uit het dossier geen sprake van enige empathie voor de mogelijke problemen en worstelingen van de kinderen. Alles wat de kinderen doen wat niet "in het straatje van ouders past", is tegen ouders gericht in hun beleving, zo lijkt.
Uit het dossier komt tevens naar voren dat ouders in het verleden toezegden de noodzakelijke hulp te gaan volgen, de hulp werd opgestart, maar is altijd voortijdig door ouders beëindigd. Uit de beschikbare informatie in het dossier blijkt niet dat de gestelde doelen ooit behaald zijn. De samenwerking met ouders was moeizaam en ging gepaard met hele kleine stapjes en veel juridische strijd, aldus de beschikbare informatie.
9. Het proces-verbaal van bevindingen (met bijlagen), opgemaakt op 1 maart 2022, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven (p. 255):
6 januari 2022 08:54 uur gespreksnummer 457
[nummer] [naam] (moeder) wordt gebeld door [nummer] [naam] (NG)
[nummer] [naam] zegt dat de politie een brief heeft gebracht en dat ze zijn aangehouden. Ze moeten erop rekenen dat ze een nacht moeten blijven. [naam] zegt dat ze een advocaat moeten nemen. [naam] zegt dat je die wijven toch allemaal dood zou schieten. [naam] antwoordt hierop dat ze dat gelijk zou doen, want dan weet ze tenminste wat ze misdaan heeft. Nu krijgt ze het bericht dat ze hen verwaarloosd heeft. Zij en [naam] (vader) hoeven [slachtoffer 1] nooit meer te zien. [naam] zegt dat hij dit snapt en dat je die ( [slachtoffer 1] ) aan moet pakken, omdat ze niet weet wat ze heeft aangericht. [naam] zegt dat ze het vreselijk vindt om dit je ouders aan te doen. [naam] vindt het te ziek voor woorden. [naam] zegt dat ze haar in haar hart al heeft doodgeschoten. [naam] wil [slachtoffer 1] nooit meer zien en vindt het drie keer hoogverraad.
10. De verklaring van de verdachte ter terechtzitting van 18 januari 2023, voor zover inhoudende, zakelijk weergegeven:
Ik had moeite met het tonen van affectie aan mijn kinderen. Ik heb dit zelf ook nooit gekregen van mijn vader. Een omhelzing bij binnenkomst was ik niet gewend. U vraagt mij hoe ik affectie toonde naar mijn kinderen? Daar heb ik geen antwoord op. U vraagt mij of ik mijn kinderen wel eens complimenten gaf. Als je zelf als kind negatief in het leven staat, kun je alles alleen maar negatief opvatten. U vraagt mij nogmaals of ik wel eens een compliment gaf. Ik ben heel erg van
no-nonsense, niet lullen maar poetsen.

Voetnoten

1.Stb. 2019, 421.
2.Hoge Raad 10 april 2012, ECLI:NL:HR:2012:BW1361.
3.A.J. Machielse in: J.W. Fokkens, E.J. Hofstee & A.J.M. Machielse (red.),
4.Zie bijvoorbeeld gerechtshof Den Haag 31 mei 2017, ECLI:NL:GHDHA:2017:1539, en gerechtshof ’s-Hertogenbosch 30 maart 2001, ECLI:NL:GHSHE:2001:AB0835.
5.A.J. Machielse in: J.W. Fokkens, E.J. Hofstee & A.J.M. Machielse (red.),
6.Het Nederlands Jeugdinstituut is een organisatie die kennis verzamelt voor de Nederlandse jeugdsector. Zie: https://www.nji.nl/kindermishandeling/wat-is-kindermishandeling#vormen-van-kindermishandeling
7.https://www.rijksoverheid.nl/onderwerpen/kindermishandeling/wat-kindermishandeling-is