ECLI:NL:RBDHA:2023:9067
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag van Nigeriaanse eiser en de toepassing van artikel 6:22 Awb
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Arnhem, op 20 juni 2023, wordt het beroep van een Nigeriaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser had op 8 januari 2019 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke op 14 juni 2021 door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd afgewezen. Deze afwijzing werd eerder door de rechtbank vernietigd, waarna de staatssecretaris op 28 oktober 2022 opnieuw de aanvraag afwees. De rechtbank behandelt nu het beroep tegen deze laatste afwijzing.
De rechtbank concludeert dat de staatssecretaris de asielaanvraag van eiser ongegrond heeft verklaard, maar dat er een motiveringsgebrek is met betrekking tot het gebruik van een niet-registertolk tijdens het aanvullende gehoor. Eiser stelt dat hij door het gebruik van een niet-registertolk in zijn belangen is geschaad, omdat hij niet goed kon communiceren. De rechtbank oordeelt echter dat eiser niet is benadeeld door het gebruik van de niet-registertolk, en past het motiveringsgebrek toe op basis van artikel 6:22 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
De rechtbank oordeelt verder dat de staatssecretaris voldoende heeft gemotiveerd waarom eiser geen gegronde vrees heeft voor zijn mensenhandelaar bij terugkeer naar Nigeria. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en veroordeelt de staatssecretaris in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 1.674,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak van zorgvuldige motivering bij het gebruik van tolken in asielprocedures en de beoordeling van asielmotieven.