In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op zijn asielaanvraag. De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder geen verweerschrift heeft ingediend, waardoor het standpunt van eiser dat de beslistermijn is overschreden niet is betwist. De rechtbank oordeelt dat verweerder uiterlijk op 1 maart 2023 een beslissing had moeten nemen op de asielaanvraag van 29 augustus 2022. De ingebrekestelling van eiser op 7 maart 2023 is geldig, en het beroep is ontvankelijk en gegrond. De rechtbank heeft verweerder opgedragen om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag binnen een termijn van maximaal zestien weken, te rekenen vanaf de datum van de ingebrekestelling. Tevens heeft de rechtbank bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag verbeurt voor elke dag dat hij de termijn overschrijdt, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft ook de proceskosten van eiser vastgesteld op € 418,50. De uitspraak is gedaan zonder zitting, en tegen deze uitspraak kan binnen vier weken hoger beroep worden ingesteld bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.