ECLI:NL:RBDHA:2023:9283
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Bewaring van een Marokkaanse vreemdeling en de voortvarendheid van de staatssecretaris in het uitzettingsproces
Op 15 december 2022 heeft de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid aan eiser, een Marokkaanse vreemdeling, de maatregel van bewaring opgelegd op grond van artikel 59, eerste lid, aanhef en onder a, van de Vreemdelingenwet 2000. Eiser heeft beroep ingesteld tegen het voortduren van deze maatregel en verzocht om schadevergoeding. De rechtbank heeft op 23 juni 2023 de zaak behandeld, waarbij beide partijen zich lieten vertegenwoordigen door hun gemachtigden. De rechtbank heeft het onderzoek ter zitting gesloten.
De rechtbank overweegt dat de maatregel van bewaring rechtmatig is, mits de staatssecretaris voortvarend handelt en er zicht is op uitzetting. Eiser stelt dat de staatssecretaris niet voortvarend te werk gaat en dat er geen zicht is op uitzetting, omdat hij weigert mee te werken aan de presentatie bij de Marokkaanse autoriteiten. De rechtbank concludeert echter dat de staatssecretaris voldoende voortvarend heeft gehandeld en dat er zicht op uitzetting bestaat, ondanks de weigering van eiser om mee te werken.
De rechtbank wijst erop dat de staatssecretaris achtmaal schriftelijk heeft gerappelleerd op de lopende lp-aanvraag bij Marokko en dat er in 2023 al 29 gedwongen uitzettingen hebben plaatsgevonden. De rechtbank oordeelt dat de belangenafweging van de staatssecretaris in het nadeel van eiser is uitgevallen, en dat er geen grond is voor het opleggen van een lichter middel dan de maatregel van bewaring. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en wijst het verzoek om schadevergoeding af.