ECLI:NL:RBDHA:2023:9312

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
28 juni 2023
Zaaknummer
NL22.24830
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Niet-ontvankelijkheid van beroep inzake asielaanvragen na inwilliging door de staatssecretaris

In deze zaak hebben eisers op 5 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op hun asielaanvragen, die op 9 april 2022 waren ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 13 april 2023 de asielaanvragen van eisers ingewilligd. De rechtbank heeft eisers gevraagd of deze inwilligende beslissing aanleiding was om het beroep in te trekken, maar eisers hebben hierop niet gereageerd. De rechtbank heeft vervolgens op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank overweegt dat, voor zover het beroep gericht is tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvragen, met de inwilliging van deze aanvragen aan het beroep is tegemoetgekomen. Hierdoor hebben eisers, gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb, in zoverre geen procesbelang meer. Daarnaast is er geen aanleiding voor een proceskostenveroordeling, aangezien de wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvragen van eisers op 9 oktober 2022 eindigde, maar deze termijn is verlengd door de staatssecretaris met negen maanden, waardoor deze pas op 9 juli 2023 eindigt.

De rechtbank heeft in eerdere uitspraken geoordeeld dat de staatssecretaris voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000, er sprake was van een situatie die de verlenging van de beslistermijn rechtvaardigde. De rechtbank ziet geen reden om van dit oordeel af te wijken. Daarom verklaart de rechtbank de beroepen niet-ontvankelijk, omdat de ingebrekestellingen van eisers te vroeg zijn ingediend, aangezien de beslistermijn op dat moment nog niet was verstreken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg Bestuursrecht
zaaknummers: NL22.24830 en NL22.24831
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen [eiser 1], eiser
V-nummer: [v-nummer 1]
[eiser 2],eiser II V-nummer: [v-nummer 2]
samen: eisers
(gemachtigde: mr. P.H. Hillen), en
de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eisers hebben op 5 december 2022 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op de asielaanvragen van 9 april 2022.
Verweerder heeft een verweerschrift ingediend.
Bij besluit van 13 april 2023 heeft verweerder de asielaanvragen van eisers ingewilligd.
De rechtbank heeft aan eisers gevraagd of de inwilligende beslissing aanleiding is om het beroep in te trekken. Eisers hebben niet gereageerd op het bericht van de rechtbank.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb1 uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvragen van eisers, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvragen aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eisers gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer hebben.
2. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding. Eisers hebben op 9 april 2022 asielaanvragen ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in
1. Algemene wet bestuursrecht.
geval van eisers op 9 oktober 2022 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/222 de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eisers pas op 9 juli 2023 zal eindigen.
Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 20233 geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw.4 De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestellingen van 4 november 2022 te vroeg zijn ingediend.

Beslissing

De rechtbank verklaart de beroepen niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
2 Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4 Vreemdelingenwet 2000.
De uitspraak is bekendgemaakt op:

Bent u het niet eens met deze uitspraak?

Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.