ECLI:NL:RBDHA:2023:9327

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
23 juni 2023
Publicatiedatum
29 juni 2023
Zaaknummer
NL23.5823
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beroep tegen niet-tijdig beslissen op asielaanvraag en dwangsommen

In deze zaak heeft eiser op 26 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag, die op 14 juli 2022 was ingediend. De staatssecretaris van Justitie en Veiligheid heeft op 30 mei 2023 de asielaanvraag ingewilligd. Eiser heeft desondanks het beroep gehandhaafd om te onderzoeken of er dwangsommen zijn verbeurd door de staatssecretaris. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting.

De rechtbank heeft vastgesteld dat met de inwilliging van de asielaanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen, waardoor eiser geen procesbelang meer heeft in dat opzicht. Wat betreft de dwangsommen oordeelt de rechtbank dat de staatssecretaris geen dwangsommen hoeft te betalen. De wettelijke beslistermijn van zes maanden voor de asielaanvraag eindigde op 14 januari 2023, maar door de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 is deze termijn verlengd met negen maanden, wat betekent dat de termijn pas op 14 oktober 2023 eindigt. De rechtbank heeft eerder geoordeeld dat deze verlenging rechtsgeldig is, en concludeert dat de ingebrekestelling van 7 februari 2023 te vroeg is ingediend.

De rechtbank heeft daarom het beroep niet-ontvankelijk verklaard. Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van mr. R. de Mul, griffier, en is openbaar gemaakt via een geanonimiseerde publicatie. Eiser heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als hij het niet eens is met de uitspraak.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Middelburg
Bestuursrecht
zaaknummer: NL23.5823

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam eiser], eiser

V-nummer: [v-nummer]
(gemachtigde: mr. R. Deniz),
en

de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, verweerder.

Procesverloop

Eiser heeft op 26 februari 2023 beroep ingesteld tegen het niet-tijdig beslissen op zijn asielaanvraag van 14 juli 2022.
Bij besluit van 30 mei 2023 heeft verweerder de asielaanvraag van eiser ingewilligd.
Desgevraagd heeft eiser meegedeeld het beroep te handhaven met het oog op de vraag of verweerder bestuurlijke en rechterlijke dwangsommen heeft verbeurd.
De rechtbank doet op grond van artikel 8:54, eerste lid, van de Awb [1] uitspraak zonder zitting.

Overwegingen

1. Voor zover het beroep is gericht tegen het niet tijdig nemen van een besluit op de asielaanvraag van eiser, dient te worden vastgesteld dat met de inwilliging van deze aanvraag aan het beroep is tegemoetgekomen zodat eiser gelet op artikel 6:20, derde lid, van de Awb in zoverre geen procesbelang meer heeft.
2. De rechtbank oordeelt dat verweerder geen dwangsommen aan eiser moet betalen. Eiser heeft op 14 juli 2022 een asielaanvraag ingediend. De wettelijke beslistermijn van zes maanden zou in geval van eiser op 14 januari 2023 eindigen. De staatssecretaris heeft met de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 [2] de beslistermijn met ingang van 27 september 2022 verlengd met negen maanden, waardoor deze voor eiser pas op 14 oktober 2023 zal eindigen. Deze rechtbank en zittingsplaats heeft in haar uitspraken van 21 maart 2023 [3] geoordeeld dat verweerder voldoende aannemelijk heeft gemaakt dat op het moment van de inwerkingtreding van de WBV 2022/22 sprake was van een situatie, zoals bedoeld in artikel 42, vierde lid, aanhef en onder b, van de Vw. [4] De rechtbank ziet geen reden om in deze zaak van dit oordeel af te wijken. Deze verlenging is daarom rechtsgeldig. Dat betekent dat op het moment van de ingebrekestelling de beslistermijn nog niet was verstreken, waardoor de ingebrekestelling van 7 februari 2023 te vroeg is ingediend.
3. Voor een proceskostenveroordeling bestaat geen aanleiding.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep niet-ontvankelijk.
Deze uitspraak is gedaan door mr. A.C.J. van Dooijeweert, rechter, in aanwezigheid van
mr. R. de Mul, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op www.rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Bent u het niet eens met deze uitspraak?
Als u het niet eens bent met deze uitspraak, kunt u een brief sturen naar de rechtbank waarin u uitlegt waarom u het er niet mee eens bent. Dit heet een verzetschrift. U moet dit verzetschrift indienen binnen 6 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. U ziet deze datum hierboven. Als u graag een zitting wilt waarin u uw verzetschrift kunt toelichten, kunt u dit in uw verzetschrift vermelden.

Voetnoten

1.Algemene wet bestuursrecht.
2.Besluit van 21 september 2022, nummer WBV 2022/22, houdende wijziging van de Vreemdelingencirculaire 2000; gepubliceerd in Staatscourant 2022 nr. 25775; in werking getreden op 27 september 2022.
4.Vreemdelingenwet 2000.