ECLI:NL:RBDHA:2023:9906
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing aanvraag uitstel van vertrek op grond van artikel 64 Vreemdelingenwet 2000 met betrekking tot medische behandeling in Zimbabwe
In deze zaak heeft de Rechtbank Den Haag op 19 juni 2023 uitspraak gedaan in een geschil tussen een eiser met de Zimbabwaanse nationaliteit en de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. De eiser, die Hiv-positief is, had een aanvraag ingediend voor uitstel van vertrek op basis van artikel 64 van de Vreemdelingenwet 2000. Deze aanvraag werd op 31 maart 2022 door de staatssecretaris afgewezen, en het bezwaar tegen deze afwijzing werd op 3 juni 2022 ongegrond verklaard. De eiser stelde dat het medicijn Biktarvy, dat hij nodig heeft voor zijn behandeling, niet beschikbaar is in Zimbabwe, wat zou leiden tot een medische noodsituatie bij terugkeer. De rechtbank heeft de zaak op 25 mei 2023 behandeld, waarbij de eiser werd bijgestaan door zijn gemachtigde en een tolk aanwezig was.
De rechtbank overwoog dat de staatssecretaris zich bij de afwijzing van de aanvraag had gebaseerd op adviezen van het Bureau Medische Advisering (BMA), die stelden dat de noodzakelijke behandeling in Zimbabwe beschikbaar en toegankelijk is. De rechtbank oordeelde dat de eiser niet voldoende bewijs had geleverd om aan te tonen dat de behandeling niet toegankelijk was. De enkele stelling dat de kosten van het medicijn te hoog zijn, werd als onvoldoende beschouwd. Bovendien oordeelde de rechtbank dat de hoorplicht niet was geschonden, omdat er geen redelijke twijfel bestond dat de gronden van bezwaar niet tot een ander besluit konden leiden.
Uiteindelijk verklaarde de rechtbank het beroep van de eiser ongegrond en oordeelde dat de staatssecretaris geen proceskosten hoefde te vergoeden. De uitspraak benadrukt de verantwoordelijkheid van de eiser om aan te tonen dat de medische behandeling niet toegankelijk is en bevestigt de geldigheid van de BMA-adviezen.