ECLI:NL:RBDHA:2024:10060
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van de niet-ontvankelijkheid van een asielaanvraag in het kader van subsidiaire bescherming in Bulgarije
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid. Eiser, van Syrische nationaliteit, heeft op 4 januari 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend. De Staatssecretaris heeft deze aanvraag op 29 maart 2024 niet-ontvankelijk verklaard, omdat eiser in Bulgarije geregistreerd staat en daar op 5 juni 2023 om internationale bescherming heeft gevraagd. De rechtbank heeft het beroep op 22 april 2024 behandeld, maar het onderzoek werd geschorst wegens het ontbreken van een tolk. Uiteindelijk vond de zitting plaats op 12 juni 2024.
De rechtbank heeft de beroepsgronden van eiser beoordeeld, waarbij eiser betwistte dat hij in Bulgarije was en dat hij daar om bescherming had gevraagd. Hij stelde dat er sprake was van persoonsverwisseling en dat de Staatssecretaris nader onderzoek moest doen. De Staatssecretaris heeft echter bevestigd dat de registratie in het Eurodac-systeem aantoont dat eiser op 5 juni 2023 in Bulgarije een verzoek om internationale bescherming heeft ingediend en dat hij op 18 september 2023 subsidiaire bescherming heeft gekregen. De rechtbank oordeelt dat de Staatssecretaris in beginsel mag afgaan op de informatie uit het Eurodac-systeem, en dat de stelling van eiser over persoonsverwisseling niet onderbouwd is.
De rechtbank concludeert dat de Staatssecretaris de aanvraag terecht niet-ontvankelijk heeft verklaard. Het beroep van eiser wordt ongegrond verklaard, en hij krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten. Deze uitspraak is openbaar gemaakt en kan worden aangevochten bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State binnen een week na verzending.