In deze zaak heeft eiseres, geboren op [geboortedatum] en van Filipijnse nationaliteit, op 27 maart 2023 beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag voor een machtiging voorlopig verblijf (mvv) die zij op 16 augustus 2022 had ingediend. De aanvraag was gedaan in het kader van nareis bij [naam] (referent). Op 4 oktober 2023 verklaarde de rechtbank het beroep van eiseres gegrond, waarbij de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid werd opgedragen om binnen acht weken na de uitspraak een besluit te nemen. De staatssecretaris heeft echter niet binnen de gestelde termijn gereageerd.
Op 4 maart 2024 heeft eiseres opnieuw beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. De staatssecretaris heeft op 8 mei 2024 de aanvraag van eiseres afgewezen. De rechtbank heeft eiseres op 31 mei 2024 verzocht om binnen twee weken te laten weten of zij het beroep wilde intrekken of handhaven. Eiseres heeft hierop geen reactie gegeven.
De rechtbank heeft geoordeeld dat eiseres vrijstelling van het griffierecht toekomt en heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat er geen aanleiding is om de staatssecretaris te dwingen om opnieuw een besluit te nemen, omdat er inmiddels een besluit was genomen. Het beroep tegen het niet tijdig beslissen is niet-ontvankelijk verklaard, terwijl het beroep tegen het besluit van 8 mei 2024 ongegrond is verklaard. Eiseres heeft recht op een proceskostenvergoeding van € 437,50, omdat de staatssecretaris niet tijdig op de asielaanvraag heeft beslist.