In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 26 juni 2024, is het beroep van eiseres gegrond verklaard. Eiseres had beroep ingesteld tegen het niet tijdig beslissen door de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op haar asielaanvraag. De rechtbank had eerder, op 6 september 2023, bepaald dat verweerder binnen acht weken opnieuw moest beslissen. Eiseres stelde dat verweerder deze termijn niet had nageleefd, wat aanleiding gaf tot het indienen van het beroep. De rechtbank oordeelde dat het niet nodig was om partijen uit te nodigen voor een zitting, aangezien de zaak op basis van de ingediende stukken kon worden beoordeeld.
De rechtbank overwoog dat als een bestuursorgaan niet tijdig beslist, de betrokkene in beroep kan gaan, mits er een ingebrekestelling is gedaan. In dit geval was het niet redelijk om van eiseres te verwachten dat zij een ingebrekestelling zou indienen, gezien de eerdere uitspraak die een duidelijke termijn had gesteld. De rechtbank constateerde dat verweerder niet binnen de gestelde termijn had beslist, waardoor het beroep kennelijk gegrond was.
De rechtbank legde verweerder een nieuwe termijn op van acht weken om alsnog een besluit te nemen op de aanvraag van eiseres. Tevens werd er een dwangsom van € 100,- per dag opgelegd voor elke dag dat deze termijn zou worden overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Eiseres kreeg ook een vergoeding voor de proceskosten, vastgesteld op € 437,50, omdat zij juridische bijstand had ingeschakeld. De uitspraak werd openbaar gemaakt en de rechtbank benadrukte dat als verweerder niet tijdig zou beslissen, hij de opgelegde dwangsom zou moeten betalen.