In deze zaak heeft eiser, vertegenwoordigd door mr. E. Derksen, beroep ingesteld tegen de Staatssecretaris van Justitie en Veiligheid wegens het niet tijdig beslissen op zijn aanvraag. De rechtbank Den Haag heeft op 22 april 2024 uitspraak gedaan in deze bestuursrechtelijke procedure. Eiser had eerder een uitspraak van de rechtbank Arnhem ontvangen, waarin was bepaald dat verweerder binnen acht weken op zijn aanvraag moest beslissen. Echter, verweerder heeft op 1 augustus 2023 een besluit genomen, maar dit besluit op 24 november 2023 ingetrokken. Eiser heeft vervolgens beroep ingesteld omdat er geen nieuw besluit was genomen.
De rechtbank heeft vastgesteld dat verweerder na de eerdere uitspraak geen nieuw besluit heeft genomen. Gezien de overschrijding van de maximale beslistermijn van 21 maanden, heeft de rechtbank verweerder een termijn van vier weken opgelegd om alsnog een besluit bekend te maken. De rechtbank heeft ook bepaald dat verweerder een dwangsom van € 100,- per dag moet betalen voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. De rechtbank heeft het beroep gegrond verklaard, wat betekent dat eiser gelijk heeft gekregen. Daarnaast is verweerder veroordeeld tot betaling van de proceskosten van eiser, vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen zijn niet uitgenodigd voor een zitting, omdat dit in deze zaak niet nodig werd geacht. Eiser heeft verweerder op 6 december 2023 in gebreke gesteld, waarna de rechtbank heeft geoordeeld dat het beroep ontvankelijk en gegrond is. De rechtbank heeft de relevante artikelen van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) toegepast en de gevolgen van de uitspraak uiteengezet.