In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De voorzieningenrechter behandelt het verzoek om een voorlopige voorziening van eiser, die van mening is dat Bulgarije niet verantwoordelijk kan worden gehouden voor zijn asielaanvraag. Eiser, een Syrische nationaliteit, heeft op 26 september 2023 asiel aangevraagd in Nederland, maar zijn aanvraag is door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid niet in behandeling genomen, omdat Bulgarije verantwoordelijk is volgens de Dublin-overeenkomst.
De rechtbank heeft de zaak op 30 april 2024 behandeld, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig waren, evenals de gemachtigde van verweerder. Eiser stelt dat Bulgarije niet kan worden vertrouwd op basis van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, en verwijst naar eerdere uitspraken en rapporten die de slechte omstandigheden in Bulgaarse opvangcentra beschrijven. De rechtbank overweegt dat verweerder in beginsel mag uitgaan van dit beginsel, tenzij eiser kan aantonen dat de omstandigheden in Bulgarije zodanig zijn dat dit beginsel niet kan worden toegepast.
De rechtbank concludeert dat eiser niet heeft aangetoond dat er sprake is van fundamentele systeemfouten in Bulgarije die een schending van zijn rechten zouden kunnen betekenen. Eiser heeft ook niet kunnen onderbouwen dat zijn familieband met zijn broer in Nederland een reden is om de aanvraag aan zich te trekken. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond en het verzoek om een voorlopige voorziening niet-ontvankelijk, met de conclusie dat de staatssecretaris de aanvraag op goede gronden niet in behandeling heeft genomen.