In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser, een Algerijnse minderjarige, tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag en het verzoek om een voorlopige voorziening. Eiser heeft op 31 maart 2023 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel ingediend, welke door de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid op 22 november 2023 als kennelijk ongegrond is afgewezen. De rechtbank heeft de zaak op 14 december 2023 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van verweerder aanwezig waren.
Eiser stelt dat hij vreest voor geweld en een onveilige situatie bij terugkeer naar Algerije, waar hij in het verleden met drugs en geweld in aanraking is gekomen. De rechtbank oordeelt dat verweerder onvoldoende rekening heeft gehouden met het referentiekader van eiser, die als minderjarige een lager ontwikkelingsniveau heeft. De rechtbank concludeert dat verweerder niet voldoende heeft aangetoond dat er adequate opvang voor eiser beschikbaar is in Algerije, en dat de afwijzing van de asielaanvraag niet terecht was. De rechtbank verklaart het beroep gegrond en vernietigt het bestreden besluit, waarbij verweerder wordt opgedragen een nieuw besluit te nemen binnen tien weken.
De voorzieningenrechter wijst het verzoek om een voorlopige voorziening af, omdat het beroep gegrond is verklaard. De rechtbank veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser, die zijn vastgesteld op € 2.511,-. De uitspraak benadrukt het belang van adequate opvang voor alleenstaande minderjarige vreemdelingen en de noodzaak voor verweerder om dit zorgvuldig te onderzoeken.