ECLI:NL:RBDHA:2024:10818
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en asielrelaas
In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 25 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 31 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, en heeft daarnaast een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft op 4 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.
De rechtbank concludeert dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verschillende namen opgegeven en inconsistent verklaard over zijn identiteit en de omstandigheden van zijn vlucht uit Algerije. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om zijn identiteit te onderbouwen met originele documenten, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig is, en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is.
De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag, het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.