ECLI:NL:RBDHA:2024:10818

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
11 juli 2024
Publicatiedatum
11 juli 2024
Zaaknummer
NL24.23655
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag op basis van ongeloofwaardige identiteit en asielrelaas

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, van Algerijnse nationaliteit, heeft op 25 april 2024 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel. De minister heeft deze aanvraag op 31 mei 2024 afgewezen als kennelijk ongegrond, en heeft daarnaast een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor twee jaar opgelegd. De rechtbank heeft op 4 juli 2024 de zaak behandeld, waarbij de gemachtigden van zowel eiser als de minister aanwezig waren.

De rechtbank concludeert dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser heeft verschillende namen opgegeven en inconsistent verklaard over zijn identiteit en de omstandigheden van zijn vlucht uit Algerije. De rechtbank stelt vast dat het aan eiser is om zijn identiteit te onderbouwen met originele documenten, wat hij niet heeft gedaan. De rechtbank oordeelt dat de minister niet ten onrechte heeft geconcludeerd dat de identiteit van eiser ongeloofwaardig is, en dat de afwijzing van de asielaanvraag terecht is.

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag, het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding. De uitspraak is openbaar gemaakt en partijen kunnen binnen een week hoger beroep aantekenen bij de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23655

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam 1] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. H.J. Janse),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid,
(gemachtigde: mr. H.J. Rossingh).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Algerijnse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [datum] . Hij heeft op 25 april 2024 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 31 mei 2024 deze aanvraag in de algemene procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. De minister heeft verder een terugkeerbesluit en een inreisverbod voor de duur van twee jaar opgelegd.
2. De rechtbank heeft het beroep op 4 juli 2024 op zitting behandeld, samen met zaaknummer NL24.23656. Hieraan hebben deelgenomen: de gemachtigde van eiser en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

3. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
4. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
5. Eiser heeft aan zijn asielaanvraag ten grondslag gelegd dat hij problemen zou hebben gekregen met een groep mensen waarmee hij Algerije illegaal wilde uitreizen. Eiser vreest dat deze mensen hem bij terugkeer iets zullen aandoen.
Het bestreden besluit
6. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
1. Identiteit, nationaliteit en herkomst;
2. Problemen met de mensen waarmee u Algerije illegaal zou uitreizen.
De minister vindt de nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig, maar de identiteit niet. Eiser heeft zijn identiteit niet met documenten aangetoond en staat in andere Europese landen met verschillende personalia geregistreerd. De minister vindt het tweede relevante element niet geloofwaardig, omdat eiser op diverse punten tegenstrijdige verklaringen heeft afgelegd. Eisers verwijzing naar de correcties en aanvullingen leidt volgens de minister niet tot een andere conclusie.
Heeft de minister eisers identiteit ongeloofwaardig kunnen vinden?
7. Eiser voert aan dat de minister ten onrechte voorbij is gegaan aan het feit dat zijn identiteit al is vastgesteld in een andere lidstaat. De ID-staat vermeldt namelijk dat eisers identiteit, [naam 2] , is vastgesteld.
8. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank stelt voorop dat het aan eiser is om zijn identiteit aannemelijk te maken. Eiser heeft bij zijn aanvraag de naam [naam 1] opgegeven. Tijdens het nader gehoor heeft eiser vervolgens verklaard dat hij in Zwitserland onder zijn echte naam, [naam 3] , asiel heeft aangevraagd. [1] In de zienswijze heeft eiser eveneens heeft verklaard dat hij [naam 3] is. In beroep stelt eiser [naam 2] te zijn. Eiser heeft dus meerdere, wisselende verklaringen afgelegd over zijn identiteit. Nu eiser zijn identiteit niet met originele documenten heeft onderbouwd, heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank niet ten onrechte overwogen dat eiser zijn identiteit niet aannemelijk heeft gemaakt. Eiser stelling in beroep dat zijn identiteit volgens de ID-staat in zijn dossier is vastgesteld, leidt niet tot een ander oordeel. Eiser heeft niet concreet gemaakt in welke lidstaat en op welke wijze deze identiteit zou zijn vastgesteld. De stelling strookt bovendien niet met eisers eerdere verklaringen over zijn identiteit.
Heeft de minister de correcties en aanvullingen voldoende betrokken bij het besluit?
9. Eiser voert aan dat de minister bij de beoordeling van de geloofwaardigheid van eisers verklaringen ten onrechte niet de correcties en aanvullingen heeft gevolgd. Eiser heeft met de correcties en aanvullingen conform artikel 3.109c van het Vreemdelingenbesluit (Vb) opheldering verschaft over verkeerd vertaalde passages dan wel misvattingen in het verslag van het gehoor. De minister hanteert een te strenge maatstaf door te stellen dat het niet de bedoeling is om in de correcties en aanvullingen met compleet nieuwe verklaringen te komen.
10. Uit vaste jurisprudentie van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat van de vreemdeling een deugdelijke verklaring mag worden verwacht voor het feit dat hij essentiële punten van zijn asielrelaas pas in de correcties en aanvullingen correct naar voren heeft gebracht. [2] Uit de uitspraak van de Afdeling van 24 november 2021 [3] volgt dat de minister niet zonder meer wijzigingen of aanvullingen die naar voren worden gebracht in de correcties en aanvullingen hoeft over te nemen. De minister hoeft dit alleen te doen als eiser een deugdelijke verklaring geeft voor het feit dat hij essentiële punten van zijn asielrelaas pas in de correcties en aanvullingen naar voren heeft gebracht.
11. De beroepsgrond slaagt niet. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich gelet op de onder 10 vermelde jurisprudentie in het bestreden besluit niet ten onrechte op het standpunt gesteld dat van eiser verwacht mag worden dat hij uitleg geeft over de correcties en aanvullingen die hij doet op essentiële punten van zijn asielrelaas. De minister heeft er daarbij allereerst terecht op gewezen dat eiser tijdens het nader gehoor op verschillende essentiële punten inconsistente verklaringen heeft afgelegd. Eiser heeft tijdens het nader gehoor allereerst tegenstrijdig verklaard over het moment waarop hij is gevlucht. Hij heeft in eerste instantie verklaard dat hij niet thuis was toen de mannen met zwaarden bij hem thuis kwamen, dat hij een tijdje vertrokken was en dat hij naar een andere provincie was gevlucht. [4] Eiser verklaart vervolgens dat hij thuis aan het schuilen was toen de mensen met zwaarden kwamen omdat ze vaker kwamen en dat hij vervolgens vluchtte. Geconfronteerd met deze tegenstrijdigheid verklaart eiser dat de mensen meerdere keren zijn gekomen en dat hij het had over de eerste keer dat ze kwamen. [5] In de correcties en aanvullingen geeft eiser dat hij de eerste keer dat de mannen met zwaarden naar zijn huis kwamen, is gevlucht en dat hij de andere keren niet meer thuis was. Eiser heeft verder tijdens het nader gehoor tegenstrijdig verklaard over het contact met de mensen met wie hij Algerije zou uitreizen. Eiser heeft gezegd dat hij van deze mensen te horen kreeg dat zij hem ervan verdachten hen te hebben verraden bij de politie en dat zij hem begonnen te bedreigen. [6] Eiser verklaart vervolgens dat één van de mensen naar hem toekwam en zei dat hij de schade moest betalen. Eiser verklaart voorts dat hij meerdere malen telefonisch heeft uitgelegd dat hij het niet heeft gedaan. [7] In de correcties en aanvullingen stelt eiser dat hij niet met de mensen heeft gebeld, maar dat zijn broer hem belt als de mannen aan de deur zijn geweest en dat hij dan aan zijn broer vertelt dat hij er niets mee te maken heeft.
12. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister in het bestreden besluit kunnen overwegen dat de correcties en aanvullingen afwijken van eisers (tegenstrijdige) verklaringen tijdens het nader gehoor. Van eiser had daarom verwacht mogen worden dat hij een deugdelijke uitleg had gegeven over waarom hij dit pas in de correcties en aanvullingen naar voren heeft gebracht. Eisers stelling dat sprake is van een misverstand dan wel een onjuiste vertaling, is naar het oordeel van de rechtbank geen toereikende uitleg. Dat de verklaringen in de kern niet afwijkend of tegenstrijdig zijn, zoals ter zitting namens eiser is betoogd, volgt de rechtbank gelet op hetgeen hiervoor onder overweging 11 is opgenomen, niet.
Heeft de minister de aanvraag terecht afgewezen als kennelijk ongegrond?
13. Eiser vindt dat de minister de aanvraag ten onrechte heeft afgewezen als kennelijk ongegrond. Volgens eiser is geen sprake van misleiding of het verstrekken van valse informatie. Eisers identiteit is vastgesteld en eiser heeft uitgelegd waarom hij een onjuiste naam heeft opgegeven bij zijn aanvraag.
14. Deze beroepsgrond slaagt niet. De rechtbank verwijst hiertoe allereerst naar de overwegingen onder 8. Eiser heeft geen deugdelijke verklaring gegeven voor het (herhaaldelijk) opgeven van een onjuiste identiteit. Naar het oordeel van de rechtbank heeft de minister zich op het standpunt kunnen stellen dat eiser valse informatie heeft gegeven over zijn identiteit, waardoor sprake is van misleiding. De minister heeft de aanvraag daarom terecht afgewezen als kennelijk ongegrond.

Conclusie en gevolgen

15. Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag, het terugkeerbesluit en het inreisverbod in stand blijven. Eiser krijgt geen vergoeding van de proceskosten die hij heeft gemaakt.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. D.M. Schuiling, rechter, in aanwezigheid van
mr. M.C. Drenten-Boon, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is bekendgemaakt. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

1.Pagina 5 van het nader gehoor
2.zie de Afdelingsuitspraken van 27 juli 2018, ECLI:NL:RVS:2018:2538 en van 15 oktober 2019, ECLI:NL:RVS:2019:3460, onder 8.3
4.Pagina 11 van het nader gehoor
5.Pagina 14 van het nader gehoor
6.Pagina 10 van het nader gehoor
7.Pagina 11 van het nader gehoor