ECLI:NL:RBDHA:2024:10919

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
5 juli 2024
Publicatiedatum
15 juli 2024
Zaaknummer
NL24.3518
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Afwijzing asielaanvraag van Azerbeidzjaanse eiser op basis van onvoldoende bewijs van vervolging

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Utrecht, wordt het beroep van een Azerbeidzjaanse eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, geboren in 1966, heeft op 5 december 2020 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, welke door de minister op 31 januari 2024 als ongegrond is afgewezen. De rechtbank behandelt het beroep op 17 juni 2024, waarbij eiser en zijn gemachtigde aanwezig zijn, evenals een tolk. De rechtbank concludeert dat de verklaringen van eiser over zijn vrees voor de Azerbeidzjaanse autoriteiten niet overeenkomen met gezaghebbende bronnen. De minister heeft een individueel ambtsbericht van het ministerie van Buitenlandse Zaken over eiser laten opstellen, waaruit blijkt dat er geen bewijs is voor strafrechtelijke vervolging. De rechtbank oordeelt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat de documenten die eiser heeft overgelegd niet voldoende zijn om aan te tonen dat hij daadwerkelijk vervolgd wordt. De rechtbank wijst erop dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat hij wordt vervolgd vanwege zijn verzet tegen de overheid. De rechtbank verklaart het beroep ongegrond, wat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen proceskostenvergoeding.

Uitspraak

uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG

Zittingsplaats Utrecht Bestuursrecht zaaknummer: NL24.3518
uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[eiser], V-nummer: [v_nummer], eiser (gemachtigde: mr. A.H. Hekman),

en
de Minister van Asiel en Migratie (dan wel diens rechtsvoorgangers), verweerder (gemachtigde: mr. S. Zuithoff).

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser stelt van Azerbeidzjaanse nationaliteit te zijn en te zijn geboren op [1966]. Hij heeft op 5 december 2020 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 31 januari 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als ongegrond.
1.1.
De minister heeft op het beroep gereageerd met een verweerschrift.
1.2.
Eiser heeft vervolgens op 30 mei 2024 en op 5 juni 2024 aanvullende gronden ingediend. Op 23 april 2024 en op 13 juni 2024 heeft de minister op deze gronden gereageerd.
1.3.
De rechtbank heeft het beroep op 17 juni 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, S. Alizadeh als tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag van eiser. Zij doet dat aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is ongegrond
.Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag het volgende ten grondslag. Eiser is in 1997 een handel in huiden (leer) begonnen. Hij kocht huid in van schapen en verkocht dit. Hij heeft
dit gedaan tot zijn vertrek in 2019. Sinds 2017 kon eiser de productie van dierenhuiden alleen nog verkopen aan twee bedrijven in het binnenland. De directeur van deze bedrijven is [directeur], de neef van de president. Eiser had geen mogelijkheid meer om huiden aan het buitenland te verkopen. Eisers problemen begonnen toen hij geen geld ontving voor de verkochte producten. Bij verschillende personen heeft eiser een klacht ingediend, maar eiser kreeg zijn geld niet. Eiser werd ervan beschuldigd dat hij een groepering is gestart en acties tegen de regering organiseerde. Eiser is twee keer aangehouden en mishandeld. Eiser stelt hiervoor uiteindelijk strafrechtelijk te zijn vervolgd. Op 30 september 2019 heeft eiser met zijn vrouw en twee kinderen Azerbeidzjan door omkoping verlaten, in het bezit van een paspoort en visum voor Letland.
Het bestreden besluit
5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst.
Eiser heeft verklaard dat hij problemen heeft gekregen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten, omdat hij zijn productie sinds 2017 niet meer naar het buitenland mocht exporteren en uiteindelijk strafrechtelijk is vervolgd.
De minister stelt zich hierover op het standpunt dat het element ‘identiteit, nationaliteit en herkomst’ geloofwaardig is. Het tweede relevante element acht de minister ongeloofwaardig, omdat de verklaringen van eiser niet overeenkomen met gezaghebbende bronnen. Zo stelt eiser dat hij strafrechtelijk is vervolgd, terwijl uit een individueel ambtsbericht van de Minister van Buitenlandse Zaken van 28 november 2022 dat niet blijkt. Ook kunnen de overgelegde documenten niet overtuigen en heeft eiser legaal kunnen uitreizen. De geloofwaardig geachte relevante elementen zijn niet te herleiden tot één van de gronden van het Vluchtelingenverdrag. De minister concludeert daarom dat de asielaanvraag wordt afgewezen als ongegrond.
Over de problemen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten
6. De rechtbank stelt het volgende vast. In het kader van het hiervoor onder rechtsoverweging 5. genoemde tweede relevante element heeft de minister door het ministerie van Buitenlandse Zaken laten onderzoeken of eiser strafrechtelijke problemen heeft ervaren met de Azerbeidzjaanse autoriteiten en of de door eiser ingediende strafrechtelijke documenten op waarheid zijn gebaseerd.
7. Op 28 november 2022 heeft het ministerie van Buitenlandse Zaken ten aanzien van eiser een individueel ambtsbericht uitgebracht. Hierin staat, onder andere, het volgende weergegeven:
Uit onderzoek is niet gebleken dat er een gerechtelijk arrestatiebevel is uitgevaardigd voor een persoon met de naam [eiser]. Uit onderzoek is gebleken dat de fotokopie van het “vonnis d.d. 19 oktober 2019” geen kopie van een echt document is. Uit onderzoek is gebleken dat er geen strafrechtelijk onderzoek naar een persoon met de naam [eiser] heeft plaatsgevonden en dat deze persoon niet is veroordeeld door de Azerbeidjaanse strafrechter.
8. Uit vaste rechtspraak van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (de Afdeling) volgt dat een ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken over de situatie in een land als een deskundigenadvies aan de minister kan worden aangemerkt. Indien het op onpartijdige, objectieve en inzichtelijke wijze informatie verschaft en zolang daarbij de bronnen worden vermeld waaraan de informatie is ontleend, mag de minister bij de besluitvorming van de juistheid van die informatie uitgaan. Dit is slechts anders indien er concrete aanknopingspunten bestaan voor twijfel aan die juistheid. Over individuele ambtsberichten heeft de Afdeling overwogen dat, indien een individueel ambtsbericht het asielrelaas waarop het ziet, op essentiële punten weerspreekt, het aan de desbetreffende vreemdeling is om het ambtsbericht te weerleggen1.
9. De staatsecretaris stelt dat hij ten aanzien van het individueel ambtsbericht een zogeheten “REK-check” heeft uitgevoerd, waarbij aan de hand van de onderliggende stukken wordt beoordeeld of het individueel ambtsbericht qua inhoud en qua procedure zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. Na inzage te hebben gekregen in de onderliggende stukken van het individueel ambtsbericht, is de minister tot de conclusie gekomen dat het individueel ambtsbericht qua inhoud en qua procedure zorgvuldig tot stand is gekomen en inhoudelijk inzichtelijk is. Hiermee heeft de minister naar het oordeel van de rechtbank in zoverre aan zijn vergewisplicht voldaan.
10. In geschil is of eiser concrete aanknopingspunten heeft gegeven om te twijfelen aan de conclusies van het individuele ambtsbericht.
11. Eiser betoogt dat in het bestreden besluit een verkeerde waarde is gehecht aan het individuele ambtsbericht. Het is juist te stellen dat het individuele ambtsbericht het asielrelaas niet nader onderbouwt, maar het gaat te ver om het asielrelaas daarom ongeloofwaardig te achten. Eiser verwijst daartoe naar de zienswijze waar uitgebreid is ingegaan op het individuele ambtsbericht en waar is betoogd dat de conclusie van ongeloofwaardigheid van zijn problemen met de Azerbeidzjaanse autoriteiten niet kan worden gebaseerd op het individuele ambtsbericht. Volgens eiser is aan dit individuele ambtsbericht een verkeerde waarde gehecht en verwijst daartoe naar de zienswijze. Als gevolg daarvan is de integrale geloofwaardigheid op een onjuiste wijze getoetst, omdat een te zwaar gewicht is toegekend aan het individuele ambtsbericht.
11. De rechtbank stelt vast dat de minister in het bestreden besluit is ingegaan op de zienswijze van eiser. Voor zover eiser in de beroepsgronden niet aangeeft waar en waarom de reactie van de minister in het bestreden besluit op die zienswijze niet juist of niet toereikend is, gaat de rechtbank aan deze grond voorbij. Een enkele verwijzing naar de zienswijze kan niet leiden tot aantasting van het bestreden besluit. Dat eiser daaraan de conclusie verbindt dat als gevolg daarvan de integrale geloofwaardigheid op een onjuiste wijze is getoetst, maakt het niet anders.
11. Eiser voert aan dat hij alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd in Azerbeidzjan omdat hij zich verzette tegen afpersing door de overheid, dan wel door de overheid gelieerde mensen. Ter onderbouwing van dit standpunt heeft eiser op 30 mei 2024 en 5 juni 2024 een aantal documenten overgelegd. Met deze documenten
1. zie onder meer de uitspraak van 16 januari 2004, ECLI:NL:RVS:2004:AO4075 en de uitspraak van 17 februari 2017 (ECLI:NL:RVS:2017:448)
wil hij aantonen dat hij strafrechtelijk wordt vervolgd in Azerbeidzjan. Ter zitting heeft eiser toegelicht dat twee van deze documenten betrekking hebben op eiser. Het gaat om de volgende documenten:
  • Een kennisgeving van het openbaar ministerie van 23 februari 2024
  • Een oproeping van het openbaar ministerie van 23 februari 2024 om op 4 oktober 2019 te verschijnen in een strafrechtelijk onderzoek.
14. De rechtbank is van oordeel dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat deze twee documenten geen concrete aanknopingspunten bieden om te twijfelen aan de conclusies van het individuele ambtsbericht. Hierbij heeft de minister van belang mogen achten dat onduidelijk is hoe eiser aan deze documenten is gekomen. De herkomst en inhoud van deze documenten is niet te verifiëren. De verklaring van eiser ter zitting dat hij deze documenten heeft verkregen via zijn moeder die een plaatselijke advocaat heeft ingeschakeld die vervolgens uit het archief van het openbaar ministerie de documenten heeft opgevraagd is daartoe onvoldoende. Ook is onduidelijk wat voor stukken dit zijn en in welk procedure eiser zou worden opgeroepen. Uit de oproep volgt lijkt weliswaar te volgen dat eiser geacht werd te verschijnen voor het openbaar ministerie, maar de oproep was om op 4 oktober 2019 bij het Openbaar Ministerie te verschijnen, terwijl het document gedateerd is op 23 februari 2024. Volgens het meer recente individueel ambtsbericht van 28 november 2022 is er geen strafrechtelijk onderzoek gestart naar eiser. De rechtbank overweegt dat de minister zich op het standpunt heeft mogen stellen dat het ongeloofwaardig is dat de Azerbeidzjaanse autoriteiten naar eiser op zoek zijn. Dat er sprake zou zijn van afpersing, zoals eiser betoogt in beroep, heeft de minister niet hoeven volgen. Uit zijn verklaringen tijdens zijn nader gehoor blijkt dat hij een klacht heeft ingediend om zijn geld terug te krijgen. Dit komt niet overeen met eisers standpunt dat zich verzette tegen afpersing door de overheid. Dit betekent dat eiser niet alsnog aannemelijk heeft gemaakt dat hij wordt vervolgd in Azerbeidzjan omdat hij zich verzette tegen afpersing door de overheid, dan wel door de overheid gelieerde mensen.

Deelname aan demonstraties

15. Voorts voert eiser aan dat in het buitenland meer actief is geworden in zijn verzet tegen de autoriteiten. Als refugié sur place dient hij in aanmerking te komen voor asielrechtelijke bescherming. In dit kader overlegt eiser twee foto’s van het bijwonen van demonstraties in Azerbeidzjan. Daarnaast overlegt hij vier foto’s/screenshots van protestbijeenkomsten in Nederland, onder meer bij de ambassade van Azerbeidzjan in Nederland, berichten op Facebook en YouTube. Eiser heeft zich aangesloten bij protesten van de bekende opposant [opposant], die ook te zien is op deze beelden. Opposanten in het buitenland, zeker indien geassocieerd met [opposant], worden vervolgd door de Azerbeidzjaanse autoriteiten. Eiser verwijst tevens naar het recente algemene ambtsbericht van de minister van Buitenlandse Zaken van juni 2024 over Azerbeidzjan, waaruit blijkt dat demonstranten en oppositie op internet te maken krijgen met overheidsgeweld en vervolging in Azerbeidzjan.
15. De rechtbank stelt vast dat eiser in beroep voor het eerst aanvoert dat hij in Azerbeidzjan heeft deelgenomen een demonstraties en dat hij in Nederland protestbijeenkomsten heeft bijgewoond. Er is derhalve sprake van een nieuw asielmotief. De rechtbank moet op grond van artikel 83, eerste en derde lid van de Vreemdelingenwet 2000 (Vw) rekening houden met feiten en omstandigheden die na het bestreden besluit zijn
aangevoerd, voor zover dat geen strijd oplevert met de goede procesorde en voor zover de afdoening van de zaak daardoor niet ontoelaatbaar wordt vertraagd. Uit een arrest van het Hof van Justitie van de Europese Unie2 volgt dat enkel een verplichting bestaat om een in beroep ingebracht asielmotief te betrekken, indien het naar nationale procedureregels tijdig is ingediend en voldoende concreet is. De Afdeling3 heeft in navolging van dit arrest benadrukt dat een asielmotief enkel betrokken hoeft te worden als dat naar behoren in beroep onderzocht kan worden.
17. De rechtbank oordeelt, rekening houdend met dit toetsingskader, dat de door eiser gestelde deelname aan demonstraties tegen het Azerbeidzjaanse regime in zowel Azerbeidzjan als in Nederland in deze procedure niet hoeft te worden betrokken omdat dit in deze procedure niet naar behoren onderzocht kan worden en tot een ontoelaatbare vertraging zou leiden. Eiser moet immers opnieuw worden gehoord en er zal een aanvullend besluit moeten worden genomen. Daarbij komt dat eisers asielprocedure al loopt vanaf 5 december 2020. Als eiser vindt dat hij vanwege deelname aan demonstraties in Azerbeidzjan en in Nederland in aanmerking komt voor een asielvergunning kan hij daartoe desgewenst een nieuwe asielaanvraag indienen.

Conclusie en gevolgen

18. De minister heeft de aanvraag terecht afgewezen als ongegrond.
Het beroep is ongegrond. Dat betekent dat de afwijzing van de asielaanvraag in stand blijft. Eiser krijgt geen vergoeding van zijn proceskosten.
2 Zie het arrest Ahmedbekova & Ahmedbekov van het Hof van Justitie van de Europese Unie van 4 oktober 2018, ECLI:EU:C:2018:801, zaaknummer C-652/16.
3 De Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State, zie de uitspraak van 3 juli 2019, ECLI:NL:RVS:2019:2073.

Beslissing

De rechtbank verklaart het beroep ongegrond.
Deze uitspraak is gedaan door mr. C.M. Dijksterhuis, rechter, in aanwezigheid van mr.
M.M. van Luijk - Salomons, griffier.
De uitspraak is uitgesproken in het openbaar en bekendgemaakt op:
05 juli 2024

Documentcode: [Documentcode]

Informatie over hoger beroep

Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 4 weken na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.