ECLI:NL:RBDHA:2024:1093
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Ingezetenschap kinderbijslag en de beoordeling van duurzame band met Nederland
In deze zaak heeft de rechtbank Den Haag op 23 januari 2024 uitspraak gedaan in een geschil over het recht op kinderbijslag voor de zoon van eiseres, die in Nigeria heeft gewoond en daar naar school is gegaan. Eiseres, de moeder van de zoon, heeft op 19 september 2022 kinderbijslag aangevraagd met terugwerkende kracht. De Sociale Verzekeringsbank (Svb) heeft in een besluit van 9 januari 2023 bepaald dat de kinderbijslag pas vanaf het vierde kwartaal van 2022 kan worden toegekend, omdat de zoon in de periode daarvoor niet als ingezetene van Nederland kon worden aangemerkt. De rechtbank heeft geoordeeld dat de zoon, die meer dan zeven jaar in Nigeria heeft gewoond en daar zijn middelbare school heeft afgerond, geen duurzame band van persoonlijke aard met Nederland heeft behouden. De rechtbank heeft de argumenten van eiseres, waaronder de inschrijving in de Basisregistratie Personen (BRP) en de Nederlandse nationaliteit van de zoon, niet overtuigend geacht. De rechtbank heeft vastgesteld dat de zoon pas vanaf het vierde kwartaal van 2022 weer als ingezetene kan worden beschouwd, en heeft het beroep van eiseres ongegrond verklaard. De rechtbank heeft ook geoordeeld dat de termijn voor het indienen van het beroep correct is vastgesteld en dat er geen strijd is met het rechtszekerheidsbeginsel of het non-discriminatiebeginsel. De uitspraak benadrukt de noodzaak van een duurzame band met Nederland voor het behoud van het recht op kinderbijslag.