In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, gedateerd 31 mei 2024, zijn drie zaken behandeld die betrekking hebben op de Ziektewet (ZW) en de Wet werk en inkomen naar arbeidsvermogen (WIA). Eiseres, een maatschap, heeft beroep ingesteld tegen besluiten van de Raad van bestuur van het Uitvoeringsinstituut werknemersverzekeringen (UWV) inzake de toekenning van uitkeringen aan een ex-werkneemster. De rechtbank heeft de beroepen gegrond verklaard en de bestreden besluiten vernietigd.
In de ZW-zaak heeft het UWV geoordeeld dat de ex-werkneemster recht heeft op een ZW-uitkering, maar eiseres betwist dit en stelt dat de ex-werkneemster haar re-integratieverplichtingen niet is nagekomen. De rechtbank oordeelt dat het UWV onvoldoende medisch onderzoek heeft verricht en dat het besluit onzorgvuldig tot stand is gekomen.
In de voorschotzaak heeft het UWV een voorschot op de WIA-uitkering verleend, maar eiseres stelt dat dit onterecht is gebeurd. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet voldoende heeft gemotiveerd waarom het voorschot is verleend en dat het besluit ook in deze zaak onzorgvuldig is.
In de WIA-zaak heeft het UWV de ex-werkneemster een loongerelateerde WGA-uitkering toegekend, maar eiseres betwist de toekenning en stelt dat de ex-werkneemster haar arbeidsongeschiktheid opzettelijk heeft veroorzaakt. De rechtbank oordeelt dat het UWV niet heeft beoordeeld of er sprake is van benadelingshandelingen en dat het besluit ook in deze zaak onzorgvuldig is. De rechtbank draagt het UWV op om binnen 12 weken nieuwe beslissingen op bezwaar te nemen, met inachtneming van deze uitspraak.