ECLI:NL:RBDHA:2024:11367

Rechtbank Den Haag

Datum uitspraak
22 juli 2024
Publicatiedatum
22 juli 2024
Zaaknummer
NL24.23807
Instantie
Rechtbank Den Haag
Type
Uitspraak
Procedures
  • Eerste aanleg - enkelvoudig
Rechters
  • S. Ketelaars - Mast
Vindplaatsen
  • Rechtspraak.nl
AI samenvatting door LexboostAutomatisch gegenereerd

Beoordeling van asielaanvraag van Hirak Rif-activist en de gevolgen van de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst

In deze uitspraak van de Rechtbank Den Haag, zittingsplaats Groningen, wordt het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag beoordeeld. Eiser, een Hirak Rif-activist, had op 17 juli 2022 een aanvraag ingediend voor een verblijfsvergunning asiel, maar deze werd op 6 juni 2024 door de minister van Asiel en Migratie afgewezen als kennelijk ongegrond. De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 behandeld, waarbij eiser, zijn gemachtigde, een tolk en de gemachtigde van de minister aanwezig waren.

De rechtbank oordeelt dat de minister onvoldoende heeft gemotiveerd waarom eiser, als Hirak Rif-activist, bij terugkeer naar Marokko geen problemen zou hoeven te verwachten. De rechtbank stelt vast dat de minister de betrokkenheid van eiser bij de Hirak-beweging geloofwaardig heeft geacht, maar niet heeft erkend dat dit hem in de negatieve belangstelling van de Marokkaanse autoriteiten plaatst. De rechtbank verwijst naar de Vreemdelingencirculaire 2000, waarin is bepaald dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet geldt voor Hirak Rif-activisten. De rechtbank concludeert dat de minister in het bestreden besluit ten onrechte heeft aangenomen dat eiser niet onder deze uitzonderingscategorie valt.

De rechtbank vernietigt het bestreden besluit en draagt de minister op om binnen zes weken een nieuw besluit te nemen op de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak. Tevens veroordeelt de rechtbank de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1750,-. Deze uitspraak benadrukt de noodzaak voor de minister om de specifieke situatie van Hirak Rif-activisten in de beoordeling van asielaanvragen te betrekken.

Uitspraak

RECHTBANK DEN HAAG
Zittingsplaats Groningen
Bestuursrecht
zaaknummer: NL24.23807

uitspraak van de enkelvoudige kamer in de zaak tussen

[naam] , V-nummer: [nummer] , eiser

(gemachtigde: mr. M.R. van der Pol),
en
de minister van Asiel en Migratie, voorheen de staatssecretaris van Justitie en Veiligheid, de minister
(gemachtigde: mr. N. Mikolakzyk)

Inleiding

1. In deze uitspraak beoordeelt de rechtbank het beroep van eiser tegen de afwijzing van zijn asielaanvraag. Eiser heeft op 17 juli 2022 een aanvraag tot het verlenen van een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd ingediend. De minister heeft met het bestreden besluit van 6 juni 2024 deze aanvraag in de verlengde procedure afgewezen als kennelijk ongegrond. Aan eiser is daarnaast een terugkeerbesluit en een inreisverbod van twee jaar opgelegd.
1.1.
De rechtbank heeft het beroep op 10 juli 2024 op zitting behandeld. Hieraan hebben deelgenomen: eiser, de gemachtigde van eiser, een tolk en de gemachtigde van de minister.

Beoordeling door de rechtbank

2. De rechtbank beoordeelt de afwijzing van de asielaanvraag aan de hand van de beroepsgronden van eiser.
3. Het beroep is gegrond. Hierna legt de rechtbank uit hoe zij tot dit oordeel komt en welke gevolgen dit oordeel heeft.
Het asielrelaas
4. Eiser legt aan zijn asielaanvraag ten grondslag dat hij sinds het ontstaan van de Hirak-beweging daarbij betrokken is geweest. Hij hielp door mensen te benaderen voor deelname aan de demonstraties en door zelf deel te nemen aan de demonstraties. Eiser heeft sinds 2017 Marokko verlaten, waarna er in 2017, 2019 en 2021 mensen van de gendarmerie bij zijn moeder aan de deur zijn geweest om naar hem te vragen. Ook is eiser meerdere keren telefonisch bedreigd. Tot op heden demonstreert eiser voor de Hirak-beweging en hij wil zich in de toekomst ook inzetten voor de beweging.

De besluitvorming

5. Het asielrelaas van eiser bevat volgens de minister de volgende relevante elementen:
Identiteit, nationaliteit en herkomst;
Betrokkenheid bij Hirak-beweging;
Problemen met autoriteiten vanwege betrokkenheid Hirak-beweging.
De minister heeft de identiteit, nationaliteit en herkomst van eiser geloofwaardig geacht. Ook eisers betrokkenheid bij de Hirak-beweging heeft de minister geloofwaardig geacht. De problemen met de autoriteiten heeft de minister ongeloofwaardig bevonden.
5.1.
De minister heeft overwogen dat eiser afkomstig is uit Marokko. Dat land wordt in het algemeen gezien als veilig land van herkomst. Dit geldt niet voor Hirak Rif-activisten en journalisten, die verslag deden over de situatie in het Rifgebergte en de demonstraties daar. Dat voor Hirak Rif-activisten Marokko geen veilig land van herkomst is, maakt volgens de minister niet meteen dat voor eiser deze uitzonderingscategorie in het beleid hoeft te worden toegepast. Uit eisers verklaringen blijkt namelijk niet dat Marokko voor hem persoonlijk niet veilig is. De minister heeft immers ongeloofwaardig geacht dat eiser in de negatieve belangstelling van de autoriteiten staat, waardoor eiser zijn vrees voor de autoriteiten niet aannemelijk heeft gemaakt. De minister concludeert daarom dat eiser geen vrees heeft voor vervolging en dat hij ook geen risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM. Eisers asielaanvraag wordt daarom afgewezen.
Is deugdelijk gemotiveerd dat eiser niet behoort tot de uitzonderingscategorie?
6. Eiser voert aan dat hij een Hirak Rif-activist is en dat daarom de uitzondering in het beleid moest worden toegepast. Eiser stelt dat hij als Hirak Rif-activist per definitie in de negatieve belangstelling van de Marokkaanse autoriteiten staat.
6.1.
De minister heeft zich op het standpunt gesteld dat het enkele feit dat Marokko voor Hirak Rif-activisten niet aangemerkt wordt als veilig land, niet maakt dat elke Hirak Rif-activist per definitie in de belangstelling staat van de Marokkaanse autoriteiten. Uit het bestreden besluit volgt dat de minister ook in eisers geval uitgaat van Marokko als veilig land van herkomst. Daarbij blijft de asieltoets hetzelfde en ligt het volgens de minister op de weg van eiser om aannemelijk te maken dat hij vanwege zijn politieke activiteiten in de negatieve belangstelling staat van de Marokkaanse autoriteiten.
6.2.
Deze beroepsgrond slaagt. In paragraaf C7/1.2 van de Vreemdelingencirculaire 2000 (Vc) is namelijk bepaald dat de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst niet geldt ten aanzien van Hirak Rif-activisten. Hierover heeft de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State (Afdeling) op 11 januari 2023 [1] geoordeeld dat het van belang is dat de minister vaststelt of de vreemdeling behoort tot deze uitzonderingsgroep. Dat moet de minister doen voordat zij beoordeelt of de vreemdeling al dan niet kan terugkeren naar Marokko. Als de vreemdeling tot de groep behoort, dan is de aanwijzing van Marokko als veilig land van herkomst immers niet op hem van toepassing en geldt niet het algemeen rechtsvermoeden dat de vreemdeling geen bescherming nodig heeft. De Afdeling heeft geoordeeld dat in dat geval de minister op gebruikelijke wijze onderzoekt of de vreemdeling in aanmerking komt voor internationale bescherming, waarbij zij uitdrukkelijk moet motiveren waarom de vreemdeling ondanks het behoren tot de groep Hirak Rif-activisten bij terugkeer toch geen problemen hoeft te verwachten. Nu eiser zijn betrokkenheid bij de Hirak-beweging geloofwaardig is geacht, is de minister in het bestreden besluit ten onrechte tot de conclusie gekomen dat eiser niet onder die uitzonderingscategorie valt. Anders dan de minister stelt, is in het beleid niet vereist dat aannemelijk is dat de vreemdeling in de negatieve belangstelling van de Marokkaanse autoriteiten staat. De gemachtigde van de minister heeft dit op de zitting ook erkend. De rechtbank concludeert daarom dat eiser onder de uitzonderingscategorie van Hirak Rif-activisten valt en dat daarmee niet uit kan worden gegaan van het algemeen rechtsvermoeden dat Marokko een veilig land van herkomst is.
6.3.
De rechtbank oordeelt dat het op de weg van de minister ligt om uit te leggen welke gevolgen het uitzonderen van Hirak Rif-activisten heeft en dat zij aan de hand daarvan deugdelijk moet motiveren waarom eiser als Hirak Rif-activist bij terugkeer naar Marokko bescherming kan krijgen of geen problemen hoeft te verwachten. [2] Dit heeft de minister niet gedaan. Ter zitting heeft de minister ook geen inzicht kunnen geven in de informatie die ten grondslag heeft gelegen aan de keuze om Hirak Rif-activisten als uitzondering van het veilige landen beleid op te nemen. De minister heeft slechts volstaan met de motivering dat eiser niet aannemelijk heeft gemaakt dat Marokko voor hem onveilig is. Naar het oordeel van de rechtbank lag het echter in dit geval op de weg van de minister om nader te motiveren waarom eiser als Hirak Rif-activist bij terugkeer geen problemen hoeft te verwachten. Als daarbij onderzoek nodig is naar de reden voor het uitzonderen van Hirak Rif-activisten, ligt dit ook op de weg van de minister. Het besluit is in zoverre onzorgvuldig voorbereid en niet deugdelijk gemotiveerd en daarom strijdig met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb).
7. De rechtbank overweegt verder dat eiser met zijn verklaringen tot nu toe niet per definitie aannemelijk heeft gemaakt dat hij bij terugkeer een gegronde vrees heeft voor vervolging of een risico loopt op een behandeling strijdig met artikel 3 van het EVRM. Het is daarom aan de minister om eisers verklaringen en aangevoerde omstandigheden opnieuw te beoordelen in het licht van de situatie in Marokko, met behulp van onder andere de informatie die ten grondslag heeft gelegen aan de keuze om Hirak Rif-activisten op te nemen als uitzonderingscategorie. De overige beroepsgronden behoeven om die reden geen verdere bespreking.

Conclusie en gevolgen

8. Het beroep is gegrond. Dat betekent dat eiser gelijk krijgt. De rechtbank zal het bestreden besluit vernietigen, wegens strijd met de artikelen 3:2 en 3:46 van de Awb.
8.1.
De rechtbank ziet geen aanleiding om de rechtsgevolgen in stand te laten of zelf op de aanvraag te beslissen dan wel om een bestuurlijke lus toe te passen, omdat het aan de minister is om nader onderzoek te verrichten en een nieuwe beoordeling te maken. De minister moet binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit nemen op de asielaanvraag van eiser, met inachtneming van deze uitspraak.
8.2.
De rechtbank veroordeelt de minister in de door eiser gemaakte proceskosten. Deze kosten stelt de rechtbank vast op grond van het Besluit proceskosten bestuursrecht voor de door een derde beroepsmatig verleende rechtsbijstand vast op €1750,- (1 punt voor het indienen van het beroepschrift en 1 punt voor het verschijnen ter zitting met een waarde per punt van €875,- en een wegingsfactor 1).
8.3.

Beslissing

De rechtbank:
  • verklaart het beroep gegrond;
  • vernietigt het bestreden besluit;
  • draagt de minister op binnen zes weken na de dag van bekendmaking van deze uitspraak een nieuw besluit te nemen met inachtneming van deze uitspraak;
  • veroordeelt de minister in de proceskosten van eiser tot een bedrag van €1750,-.
Deze uitspraak is gedaan door mr. S. Ketelaars - Mast, rechter, in aanwezigheid van mr. J.A. Hessels, griffier, en openbaar gemaakt door middel van geanonimiseerde publicatie op rechtspraak.nl.
De uitspraak is bekendgemaakt op:
Informatie over hoger beroep
Een partij die het niet eens is met deze uitspraak, kan een hogerberoepschrift sturen naar de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State waarin wordt uitgelegd waarom deze partij het niet eens is met de uitspraak. Het hogerberoepschrift moet worden ingediend binnen 1 week na de dag waarop deze uitspraak is verzonden. Kan de indiener de behandeling van het hoger beroep niet afwachten, omdat de zaak spoed heeft, dan kan de indiener de voorzieningenrechter van de Afdeling bestuursrechtspraak van de Raad van State vragen om een voorlopige voorziening (een tijdelijke maatregel) te treffen.

Voetnoten

2.Zie hierbij: ECLI:NL:RVS:2023:40; en in vergelijkbare zin: ECLI:NL:RVS:2021:347.