In deze zaak heeft eiseres, een Nigeriaanse vrouw, op 10 september 2022 een aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel ingediend bij de minister van Asiel en Migratie. Na een lange periode zonder besluitvorming heeft eiseres de minister op 26 februari 2024 in gebreke gesteld wegens het niet tijdig beslissen op haar aanvraag. Vervolgens heeft zij op 27 maart 2024 beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank heeft vastgesteld dat de beslistermijn van de minister is verstreken en dat eiseres rechtsgeldig in gebreke heeft gesteld. Hierdoor is het beroep kennelijk gegrond verklaard.
De rechtbank heeft verder overwogen dat de minister binnen zes maanden na ontvangst van de aanvraag moet beslissen, met een mogelijke verlenging van maximaal negen maanden in bijzondere omstandigheden. In dit geval was er geen sprake van bijzondere omstandigheden die een langere beslistermijn rechtvaardigen. De rechtbank heeft bepaald dat de minister binnen acht weken na de uitspraak een besluit moet nemen op de aanvraag. Tevens is de minister veroordeeld tot het betalen van een dwangsom van € 100,- per dag voor elke dag dat de beslistermijn wordt overschreden, met een maximum van € 7.500,-. Daarnaast is de minister veroordeeld in de proceskosten van eiseres, vastgesteld op € 437,50.
De uitspraak is gedaan door mr. A.G.D. Overmars, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl. Eiseres heeft de mogelijkheid om binnen zes weken na de uitspraak een verzetschrift in te dienen als zij het niet eens is met de uitspraak.