ECLI:NL:RBDHA:2024:11459
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- Rechtspraak.nl
Beoordeling van het beroep tegen het niet in behandeling nemen van een asielaanvraag op basis van de Dublinverordening
In deze uitspraak beoordeelt de Rechtbank Den Haag het beroep van eiser, een Algerijnse nationaliteit, tegen het niet in behandeling nemen van zijn aanvraag voor een verblijfsvergunning asiel voor bepaalde tijd. De minister van Asiel en Migratie heeft de aanvraag afgewezen op basis van de Dublinverordening, omdat Frankrijk verantwoordelijk is voor de behandeling van de aanvraag. De rechtbank doet uitspraak zonder zitting op grond van artikel 8:54 van de Algemene wet bestuursrecht (Awb). De rechtbank verklaart het beroep kennelijk ongegrond, wat betekent dat de beslissing van de minister in stand blijft en eiser kan worden overgedragen aan Frankrijk.
De rechtbank overweegt dat de minister mag uitgaan van het interstatelijk vertrouwensbeginsel, wat inhoudt dat Frankrijk zijn verdragsverplichtingen nakomt. Eiser heeft niet voldoende bewijs geleverd dat hij bij overdracht aan Frankrijk een reëel risico loopt op een behandeling die in strijd is met artikel 3 van het EVRM of artikel 4 van het Handvest van de grondrechten van de Europese Unie. De rechtbank wijst erop dat de zorgen over de opvangomstandigheden in Frankrijk niet voldoende zijn om aan te nemen dat de minister niet op het interstatelijk vertrouwensbeginsel kan vertrouwen.
De rechtbank concludeert dat eiser zijn vrees voor bepaalde personen en organisaties niet heeft onderbouwd en dat er geen reden is om de asielaanvraag in behandeling te nemen op basis van artikel 17 van de Dublinverordening. De uitspraak is gedaan door mr. V.A.G. van Dijk, rechter, en openbaar gemaakt op rechtspraak.nl.