ECLI:NL:RBDHA:2024:11679
Rechtbank Den Haag
- Eerste aanleg - enkelvoudig
- B.F.Th. de Roos
- Rechtspraak.nl
Beroep tegen niet tijdig nemen van besluit op aanvraag machtiging tot voorlopig verblijf in het kader van nareis
In deze zaak heeft eiser beroep ingesteld tegen het niet tijdig nemen van een besluit op zijn aanvraag om verlening van een machtiging tot voorlopig verblijf (mvv) voor zijn echtgenote en minderjarige kinderen. De aanvraag is ingediend op 17 februari 2023, en verweerder, de minister van Asiel en Migratie, heeft geen verweerschrift ingediend. De rechtbank heeft op basis van artikel 8:54, eerste lid, van de Algemene wet bestuursrecht (Awb) uitspraak gedaan zonder zitting. De rechtbank overweegt dat het niet tijdig nemen van een besluit gelijkgesteld wordt met een besluit, en dat eiser rechtsgeldig in gebreke is gesteld op 8 december 2023. Het beroep is op 19 januari 2024 ingesteld en is tijdig ingediend.
De rechtbank stelt vast dat de beslistermijn van verweerder is verstreken, en legt op grond van artikel 8:55d, eerste lid, van de Awb een termijn van twee weken op voor het nemen van een besluit. De rechtbank oordeelt dat bij aanvragen om gezinshereniging bij een houder van een asielvergunning sprake is van een bijzonder geval, en legt een langere termijn op. Verweerder moet binnen acht weken na verzending van de uitspraak een besluit nemen, met een dwangsom van € 100 per dag bij overschrijding van deze termijn, tot een maximum van € 7.500.
Daarnaast heeft de rechtbank vastgesteld dat verweerder aan eiser € 1.442 aan bestuurlijke dwangsommen heeft verbeurd, en veroordeelt verweerder in de proceskosten van eiser tot een bedrag van € 437,50. De uitspraak is gedaan op 17 juli 2024 door mr. B.F.Th. de Roos, rechter, en is openbaar gemaakt.